De fotograaf slaagt er niet in het bestaan van het lijk tot de goegemeente te laten doordringen omdat het in zekere zin ‘niets’ is. Het is slechts zijn eigen grijpgrage blik: iets dat hij dus nooit kan zien, iets dat zich aan het veld van het zichtbare onttrekt. Zijn eigen blik is een blinde vlek in zijn gezichtsveld die strikt genomen de vorm van eender welk object kan aannemen.