Windschaduw

Windschaduw

Constructed around two poems by Gerrit Kouwenaar, who reads his own verse off- screen. The film focuses on a man and woman packing, going away, arriving at their destination, packing again, and going back to square one.

NL

“Ik denk aan de nieuwe film van Frans, Windschaduw. Komen en gaan van een man en een vrouw, openen en sluiten van deuren in weinig doorleefde kamertjes, zomerhuisjes. Een koffer die zich onophoudelijk leegt en weer vult. Vensters met uitgeknipte stukjes landschap. Woorden, fragmenten van zinnen, die de man (misschien een jongen nog) en de vrouw (een meisje misschien) tegen elkaar of voor zich heen spreken. Erachter ontvouwt zich de tekst van Gerrit Kouwenaar, waarin deze gedecideerd en met veel wit uitbeeldt hoe de tijd zichzelf consumeert, geconsumeerd heeft. […] Dat gebeurt me niet vaak. Ik kan het niet uitleggen, maar in zijn sterkste momenten is Frans van de Staak voor mij de filmer die de essentie van het filmen het dichtst benadert. Niet dat hij de knapste is of de grootste (wie maakt dat uit?). Alleen: hij komt er dichtste bij.”

Johan van der Keuken1

 

“Er is bij Van de Staak geen sprake van een ‘logica’ van de vorm die zich aan de perceptie van het materiaal opdringt, maar eerder van een anarchie van de vorm: door zijn wezenlijk ambigue karakter blijft de vorm indirect, ingebed in de context. […]. Houdt hij ook in zijn films consequent vast aan een non-figuratieve aanpak (niet narratief, dispersie van continuïteit, geen lineaire découpage/montage) waardoor film als ‘naturalistisch’ medium bij uitstek bij hem paradoxaal genoeg wordt beheerst door het non-naturalisme van zijn grafisch werk. De toevoeging van beweging, andersgezegd, de-naturaliseert het ‘bewegende’, deconstrueert het expressieve surplus waardoor een meer elementaire beweging daarachter – als beweging van beweging – daarvoor zichtbaar wordt.”

Wim Schlebaum2

  • 1Johan van der Keuken, “Windschaduw,” Skrien 147 (1986): 34.
  • 2Wim Schlebaum, “Film en verlangen*),” in Transgressie in de kunst. Jaarboek voor Esthetica 2004 (Budel: Damon B.V., 2004), 63-75.

FR

« Je pense au nouveau film de Frans, l’Ombre du vent. Un homme et une femme vont et viennent, des portes s’ouvrent et se ferment dans de petites pièces anonymes, des maisons de vacances. Une valise qui se remplit et se vide sans cesse. Des vitres avec des morceaux de paysages découpés. Des mots, des fragments de phrases que l’homme (peut-être un garçon) et la femme (peut-être une jeune fille) se disent l’un à l’autre ou bien à eux mêmes. En arrière-plan, le texte de Gerrit Kouwenaar se déplie ; un texte où l’auteur dépeint avec force mais beaucoup de blancs comment le temps se consume, s’est consumé. […] Cela n’arrive pas souvent. Je ne peux pas l’expliquer, mais dans ses moments les plus forts, Frans van de Steak est pour moi l’un des cinéastes qui s’approchent le plus de l’essence du cinéma. Non qu’il soit le plus doué ou le plus grand (qui peut en décider ?), mais seulement ceci : il s’en approche au plus près. »

Johan van der Keuken1

FILM PAGE
UPDATED ON 17.04.2024