Telkens weer die pogingen

Een gesprek over WTC A Love Story (2020) en WTC A Never-ending Love Story (2023)

Sinds 2017 nemen Lietje Bauwens en Wouter De Raeve de stedelijke vernieuwing in de Brusselse Noordwijk onder de loep. In WTC A Love Story (2020) onderzochten ze de machtsverhoudingen in stedelijke vernieuwingsprocessen door de “personages die een stem claimen” in de herontwikkeling van de WTC-torens in gesprek te laten gaan met acteurs die hen gaan vertolken. In de film zien we hoe acteurs hun rol aangeleerd krijgen van de echte personages die ze moeten vertolken: de vastgoedeigenaar, de politicus, de architect, de Brusselse Bouwmeester, de consultant, de activist, de social designer, de socioloog en ook de filmmakers zelf. Met de info die de acteurs van de personages krijgen, gaan ze vervolgens een aantal scènes spelen. Deze scènes worden op hun beurt weer getoond aan de personages. In het tweede deel van de film wordt dezelfde strategie toegepast, maar dan met de gemeenschapswerkers, sociale werkers en een vertegenwoordiger van de vluchtelingen in het nabijgelegen Maximiliaanpark.

WTC A Never-ending Love Story (2023) gaat verder waar de eerste film eindigde. De sociale organisaties uit de wijk vonden elkaar tijdens en na de opnames van de eerste film en Bauwens en De Raeve besloten een sociale coalitie op te richten. Dit proces wordt in deze tweede film in beeld gebracht. Wanneer de poging tot organisatie faalt, besluiten de makers om de geschiedenis van het verzet in de wijk in kaart te brengen en zetten ze opnieuw een aantal fictie-experimenten op.

Dagmar Teurelincx en Timeau De Keyser gaan in gesprek met Lietje Bauwens, Wouter De Raeve en hun filmdramaturg Daan Milius, over het gebruik van spel en fictie in hun films.

(1) WTC A Love Story (Lietje Bauwens & Wouter De Raeve, 2020)
 
Dagmar Teurelincx: Wat was de aanleiding voor deze film?
 
Wouter De Raeve: Lietje en ik werken al jaren rond de politieke dimensie in de creatie van ruimte. Onze projecten stellen vragen bij het krachtenveld tussen de actoren die daarbij betrokken zijn. In onze studio in de WTC-toren werden we van dichtbij geconfronteerd met dit krachtenveld. Sinds een aantal jaren huurden wij, samen met een groep andere kunstenaars, atelierruimtes op de 25ste verdieping van de WTC-torens in de Noordwijk. Deze gebouwen stonden namelijk al jaren leeg. In 2017 kocht Befimmo vervolgens het volledige gebouw op om samen met andere vastgoedmultinationals uit de Noordwijk het project UP4NORTH op te starten. UP4NORTH was bedoeld om de wijk aantrekkelijk te maken zodat de investeringen van Befimmo en hun aandeelhouders meer zouden opbrengen: een klassiek gentrificatieproces. Eén verdieping in de toren was integraal en gratis voor architectenbureaus AWB en 51N4E. Op twee andere verdiepingen konden creatieve en sociale actoren hun activiteiten installeren. In ruil daarvoor zouden zij de Noordwijk in “de creatieve en sociale spotlights” moeten zetten. In die periode werd de vluchtelingencrisis steeds zichtbaarder in het nabijgelegen Maximiliaanpark. Terwijl architecten hoog in die toren top-down bepaalden hoe de wijk er zou gaan uitzien, speelde er zich aan de voet van diezelfde toren een humanitaire crisis af.
 
Timeau De Keyser: Waarom kozen jullie voor het medium film?
 
Lietje Bauwens: We zagen alles waar wij al jaren mee bezig waren zich voor onze ogen afspelen als een soap. Dus vroegen we ons af wat er zou gebeuren als we écht een film zouden maken. Initieel maakten we een trailer voor een film die we niet van plan waren werkelijk te maken, op vraag van de Berlijnse filmmaker Christopher Roth. We merkten echter al snel dat verschillende mensen deel wilden zijn van deze “film die nooit gemaakt zou worden”. Die mensen waren bezig met hun imago en allemaal wilden ze hun verhaal doen. Film werkte dus als iets dat de werkelijkheid kon dramatiseren. Omdat wij geen ervaring hebben met het maken van films, gingen we in gesprek met Daan van audiovisueel platform VideoPower. Via hem konden wij mensen vinden om de film te maken. Zo kwam ook de samenwerking tot stand met Pieter Dumoulin, die instond voor het beeld.
 
De Raeve: Film werkt vaak met personages, en wij zagen personages rondlopen in die torens. We zagen in de lift iemand van Befimmo met Freek Persyn van 51N4E praten. Wie weet spraken ze gewoon over wat ze dat weekend gedaan hadden, maar het voelde alsof we midden in de soap zaten.
 
Bauwens: We deden wat klunzige interviews met een cameraatje en zagen hoe al deze mensen zichzelf probeerden te verkopen. De architect wilde zich bijvoorbeeld tonen als “de progressieve architect die het goede wil doen”. Wouter en ik gingen daarna op zoek naar een methode om dit nog meer in de verf te zetten.
 
Teurelincx: Die methode werd het “verdubbelen” van de personages door middel van split-screen briefings van de “personages” met de acteurs.
 
Bauwens: We wilden niet laten zien wie deze mensen echt zijn, maar wel hoe ze gezien wilden worden. Dus zetten we een acteur tegenover hen, die ze moesten briefen over hoe ze vertolkt wilden worden.
 
Daan Milius: Wat de film toont is het overdragen van deze informatie, hoe deze personen zichzelf vertegenwoordigd willen zien.
 
Bauwens: De briefing duurde maar dertig minuten, ze moest compact zijn. We kozen ook voor het Engels, omdat Engels de personages nog meer duwt richting creatie van een imago. Het is de taal die we allemaal kennen via film en televisie. Wij merkten dat de fictie niet pas begon bij de acteur maar reeds bij de persoon, “het personage”, zelf. Want van zodra je een camera op iemand plaatst, begint die te acteren. Je ziet ze heel bewust keuzes maken. En daar heb je een camera voor nodig.
 
Teurelincx: Volgens de synopsis gebruiken jullie fictie als een methode om te onderzoeken wat zichtbaar wordt wanneer het proces van politieke representatie wordt versneld.
 
Bauwens: Door volledig te focussen op hoe de bouwmeester, de activist, de eigenaar, de consultant, de politicus enzovoort, zich gerepresenteerd willen zien, wordt duidelijk hoe alle partijen betrokken zijn. Al die zogenaamde samenwerkingen, slogans, goede bedoelingen, moeten een aura geven aan bepaalde projecten, maar het is eigenlijk een soort mist. Wat als de mist optrekt en we zien welke belangen verdedigd worden?
 
De Raeve: Zoals het sprookje van de vogel met het stuk kaas in de bek. Wanneer de vogel wordt gevleid over zijn zangtalent en dan zijn bek opent om te zingen, laat hij de kaas vallen.
 
Bauwens: Om iedereen aan boord te krijgen voor de eerste film, moesten we natuurlijk wel doen alsof we minder kritisch waren dan we eigenlijk waren. Anders hadden ze nooit ingestemd.
 
De Keyser: Hebben jullie hen in de val gelokt?
 
Bauwens: Een beetje, ja. Maar onze film gaat niet over het aanwijzen van “domme individuen”, wel over het aanwijzen van een politiek systeem waarbinnen zelfs architecten die oprecht denken dat ze van binnenuit iets kunnen veranderen, dat eigenlijk niet gedaan krijgen.
 
De Keyser: Sommige personages maken jullie bewust tot satirische, groteske personages. Anderen, met name de mensen van de sociale organisaties, krijgen meer genade.
 
De Raeve: In de montage zie je dat wij een politieke overtuiging hebben. Maar de briefings hadden we zo neutraal mogelijk ingericht. We waren er zelf bijvoorbeeld niet bij. We gaven onszelf ook een rol in de film, als “de filmmakers”, om onszelf gelijk te stellen met de andere personages.
 
Bauwens: We brieften zelf dus ook een acteur en wekten zo haast de indruk dat we allemaal evenveel op het spel zetten. Dat is natuurlijk een leugentje, want wij hebben uiteindelijk de macht om de film naar ons toe te trekken en te vertellen wat we willen.
 
Milius: In de eerste film heb je ook te maken met mensen die mediatraining hebben gekregen, voor de mensen van de sociale organisaties geldt dat niet. We voelden ons verantwoordelijker voor hoe we hen neerzetten.

(2) WTC A Love Story (Lietje Bauwens & Wouter De Raeve, 2020)
 
De Keyser: Het archetype van de geëngageerde kunstenaar is in deze soap nooit echt aanwezig. Blijven jullie zelf niet buiten schot?
 
Bauwens: Op een bepaald moment vertelt Noordwijk-activist Albert Martens over een ander lid van het verzet uit de jaren ’70 die “vandaag een kunstgalerie heeft”. Toen voelde ik me wel aangesproken.
 
Milius: Over de rol van kunstenaars in gentrificatieprocessen kunnen we een volledig apart interview doen. Wij deden alleszins wel heel erg ons best om niét eenzijdig geïnstrumentaliseerd te worden, zoals vaak wel gebeurt.
 
De Keyser: Maken jullie een film, of filmen jullie een interventie?
 
De Raeve: Ik kan me wel vinden in de term “interventie”. Wij doen iets en gaan vervolgens zitten om ons af te vragen: wat gaan we nu doen? Gaan we nog filmen? Is er nog geld? Ontstaan er nieuwe vragen, of laten we het hierbij?
 
Bauwens: In de films zie je heel vaak dat we ons moeten herpakken. Je ziet dat we iets proberen, het niet slaagt en we ons vervolgens moeten herpositioneren. Dat gesprek is de film. Wij zouden nooit met een scenario naar het VAF stappen en zeggen: dit is de film die we gaan maken. We documenteren dus inderdaad interventies. Anderzijds zouden de interventies zonder camera ook niet bestaan. Het is niet enkel documenteren. We doen dus beide.
 
Teurelincx: Hoe verliep jullie acteursregie?
 
Bauwens: Om te beginnen was het voor ons vooral heel belangrijk om acteurs te hebben die ook makers waren en die dus mee konden denken over hoe we dit zouden aanpakken: wat zijn zinvolle manieren om deze realiteit te exploreren?
 
Milius: Om ze voor te bereiden hadden we de acteurs een soort press kit gegeven met allerlei uitlatingen en een overzicht van de geschiedenis van hun “personages”. Dat was de voornaamste voorbereiding. Wij gaven verder geen instructies aan de acteurs.
 
De Keyser: Zijn sommige maatschappelijke rollen makkelijker te spelen dan andere?
 
De Raeve: Absoluut. Stefan Jakiela, die activist Jan Denoo speelt, had bijvoorbeeld heel duidelijke tools om een discours op te bouwen. De maatschappelijke rol van dat personage was helder, en daardoor was zijn rol in de fictie ook luider.
 
Bauwens: Zo kan fictie ook iets blootleggen. Wat voor ons bijvoorbeeld zichtbaar werd is hoe Peter Vandenbempt, de acteur die de architect speelt, eigenlijk helemaal niets zegt in de gespeelde scènes. Een belangrijke reden daarvoor is dat hij inhoudelijk niets heeft meegekregen van zijn personage. In gesprekken die gaan over beslissingen nemen, realiseert hij (de acteur) zich dat hij (zijn personage) geen enkele beslissing kan nemen, ook al zegt hij van binnenuit allerlei zaken kritisch te kunnen veranderen. Door de fictie klaart de mist op. Op een gegeven moment tonen we de beelden aan de drie personages die het luidste waren in de gespeelde scènes. Dat zijn niet toevallig diegenen die het ook in het echt nog steeds voor het zeggen hebben: de politicus (Ans Persoons), de eigenaar (Werner Joris) en de bouwmeester (Kristiaan Borret). Dat is eigenlijk nog hetzelfde als in de jaren ’70 toen het projectontwikkelaar Charly De Pauw en de politicus Paul Vanden Boeynants waren die de dienst uitmaakten. Vandaag de dag wordt gesproken alsof we geleerd hebben uit de fouten van toen. Men doet alsof het opzet veel socialer is en er heel veel mensen betrokken zijn, maar het is nog steeds hetzelfde als toen, en net dat legt die fictie ook bloot.
 
Teurelincx: Aan het einde van de eerste film krijgen we te lezen dat de dag na de eerste screening verschillende van de sociale partners samenkwamen om te bespreken hoe ze een stem kunnen claimen in de toekomst van de Noordwijk. Jullie geven die informatie bewust mee aan de toeschouwer. Hoe belangrijk was het voor jullie om een tastbare impact te hebben op de situatie in de wijk?
 
De Raeve: De ochtend nadat de eerste film werd vertoond in het Kaaitheater hadden we een workshop met de verschillende sociale actoren om samen een soort “sociale coalitie” te creëren.
 
Milius: Bij de eerste film was het echter vooral belangrijk dat we het gevoel gaven dat die film allemaal zaken in gang zou zetten. We zagen de film als een drukmiddel op bepaalde actoren en op de publieke opinie. Vooral de suggestie dat er iets stond te gebeuren was belangrijk.
 
Teurelincx: In de tweede film vermengen jullie het verzet van vandaag met het verzet uit de jaren ‘60 en ‘70, en wat daaruit voortkwam. Er lijken veel parallellen te zijn in de pijnpunten. Er heerst bijvoorbeeld nog steeds discussie over hoe radicaal en systeemkritisch versus hoe pragmatisch het verzet moet zijn. Zijn zulke vragen vandaag nog verlammender dan toen?
 
Bauwens: De thema’s zijn dezelfde. Het grote verschil is dat vroeger “het kwaad” zichtbaarder was. Mensen werden letterlijk op straat gezet. Er was dus ook meer opstand vanuit de buurt. Vandaag zien veel mensen gewoon niet wat er gebeurt – dat is die mist.
 
De Raeve: Toen we op een gegeven moment vast kwamen te zitten door het imploderen van de sociale coalitie, zochten we in die geschiedenis van het verzet naar antwoorden over waarom het ook bij ons was misgelopen.
 
Bauwens: In onze poging om dat verzet te mappen, bleek echter weer dat het allemaal veel vager is dan we dachten. De complexiteit haalde ons alweer in, trapte ons onderuit. Telkens laten we zien hoe iets misgaat en wat we vervolgens proberen.
 
Milius: Maar tegelijkertijd kan je dat verhaal alleen maar vertellen door er in eerste instantie wel in te geloven en pas daarna van je geloof te vallen.

Teurelincx: De scène waar jullie een wijkvergadering naspelen is opvallend anders van opzet dan de andere scènes. Daar spelen enkele acteurs Paul Vanden Boeynants, Charly De Pauw en de bewoners van de Noordwijk die onteigend zullen worden. Tussen deze acteurs plaatsen jullie twee oorspronkelijke bewoners van de Noordwijk die in verzet kwamen, zij zitten daar wel als zichzelf.
 
Bauwens: In die scène met Paul Vanden Boeynants maken we inderdaad gebruik van een totaal andere benadering van fictie. Je ziet een pure realiteit ontstaan, net door twee echte mensen naast acteurs te zetten, door ze van een afstand over hun eigen verhaal te laten nadenken binnen de speelvrijheid van een fictie-context. Deze mensen krijgen door ons een rol toegewezen die dicht bij henzelf ligt, en gaan daar volledig in op. Ze laten zichzelf dus beter zien omdat ze omringd zijn door fictie.
 
De Raeve: De fictie versterkt hen daar.
 
De Keyser: In de tweede film lijkt niet alleen de sociale coalitie, maar ook de fictie op een bepaald moment toch te imploderen. “Het is vals, heel deze constructie”, zegt een van jullie personages; en “het loopt waarschijnlijk niet zoals jullie hoopten”. Gaandeweg wordt ook het groteske spel uit de eerste film onzekerder. De acteurs zitten er vanaf dan soms ongemakkelijk en zelfs gegeneerd bij. De film begint zich te schamen voor zijn opzet en op een bepaald moment geven jullie de fictie op.
 
Bauwens: We merkten dat we terug naar de realiteit moesten. Dat er geen tijd meer was om ons te verstoppen. We werden er totaal door overvallen dat de sociale coalitie niet lukte. We hebben daarna ook een jaar nodig gehad om onszelf heruit te vinden. Het is in die zin een pijnlijk eerlijke film.
 
De Raeve: Het zijn steeds probeersels om fictie en realiteit te laten interageren, en gaandeweg ondervinden we wat wel en niet werkt. Het probeersel van de eerste sociale coalitie ontploft in ons gezicht. De fictie heeft de sociale coalitie kapotgemaakt.
 
Bauwens: Als je een verhaal vertelt, moet je simplificeren. En dat werkte niet meer. De complexiteit haalde ons in. De eerste film begint met heel duidelijke narratieven, maar de structuur van film twee is een stuk fragmentarischer. Er is geen duidelijke hiërarchie meer aan te brengen tussen de verschillende delen van de film. Dat merken we ook aan de verschillende reacties op de film. Na het bekijken van de eerste film zijn mensen vrolijk, na de tweede film vooral verward. Want wat moet je hier eigenlijk mee?
 
De Keyser: Sluipt er ook een moedeloosheid in?
 
Milius: Ja, maar ook een eerlijkheid die een beginpunt kan zijn.
 
Bauwens: Ik hoop dat de film vooral een universeel verhaal vertelt. Van onder meer milieuactivisten hoor ik dat zij dit ontzettend herkenbaar vonden, dat hun meetings exact zo zijn. De moedeloosheid van steeds proberen samenkomen. Verzet organiseren is moeilijk. Telkens weer die pogingen, maar daar schuilt ook hoop in.

​​​​(3) WTC A Never-ending Love Story (Lietje Bauwens, Wouter De Raeve & Daan Milius, 2023)

Beelden (1) en (2) uit WTC A Love Story (Lietje Bauwens & Wouter De Raeve, 2020)

Beeld (3) uit ​​​​WTC A Never-ending Love Story (Lietje Bauwens, Wouter De Raeve & Daan Milius, 2023)

CONVERSATION
29.11.2023
NL
In Passage, Sabzian invites film critics, authors, filmmakers and spectators to send a text or fragment on cinema that left a lasting impression.
Pour Passage, Sabzian demande à des critiques de cinéma, auteurs, cinéastes et spectateurs un texte ou un fragment qui les a marqués.
In Passage vraagt Sabzian filmcritici, auteurs, filmmakers en toeschouwers naar een tekst of een fragment dat ooit een blijvende indruk op hen achterliet.
The Prisma section is a series of short reflections on cinema. A Prisma always has the same length – exactly 2000 characters – and is accompanied by one image. It is a short-distance exercise, a miniature text in which one detail or element is refracted into the spectrum of a larger idea or observation.
La rubrique Prisma est une série de courtes réflexions sur le cinéma. Tous les Prisma ont la même longueur – exactement 2000 caractères – et sont accompagnés d'une seule image. Exercices à courte distance, les Prisma consistent en un texte miniature dans lequel un détail ou élément se détache du spectre d'une penséée ou observation plus large.
De Prisma-rubriek is een reeks korte reflecties over cinema. Een Prisma heeft altijd dezelfde lengte – precies 2000 tekens – en wordt begeleid door één beeld. Een Prisma is een oefening op de korte afstand, een miniatuurtekst waarin één detail of element in het spectrum van een grotere gedachte of observatie breekt.
Jacques Tati once said, “I want the film to start the moment you leave the cinema.” A film fixes itself in your movements and your way of looking at things. After a Chaplin film, you catch yourself doing clumsy jumps, after a Rohmer it’s always summer, and the ghost of Akerman undeniably haunts the kitchen. In this feature, a Sabzian editor takes a film outside and discovers cross-connections between cinema and life.
Jacques Tati once said, “I want the film to start the moment you leave the cinema.” A film fixes itself in your movements and your way of looking at things. After a Chaplin film, you catch yourself doing clumsy jumps, after a Rohmer it’s always summer, and the ghost of Akerman undeniably haunts the kitchen. In this feature, a Sabzian editor takes a film outside and discovers cross-connections between cinema and life.
Jacques Tati zei ooit: “Ik wil dat de film begint op het moment dat je de cinemazaal verlaat.” Een film zet zich vast in je bewegingen en je manier van kijken. Na een film van Chaplin betrap je jezelf op klungelige sprongen, na een Rohmer is het altijd zomer en de geest van Chantal Akerman waart onomstotelijk rond in de keuken. In deze rubriek neemt een Sabzian-redactielid een film mee naar buiten en ontwaart kruisverbindingen tussen cinema en leven.