De eerste vertoningen

VERTAALD DOOR TRANSLATED BY TRADUIT PAR Gerard-Jan Claes
Inleiding door Gerard-Jan Claes

125 jaar geleden, op 22 maart 1895, werd voor de eerste keer in de geschiedenis een film geprojecteerd voor een publiek van ongeveer tien personen. Tijdens een speciale bijeenkomst in de Société d’Encouragement à l’Industrie Nationale toonde Louis Lumière er zijn eerste film: Sortie des ouvriers de l’usine de Monplaisir. Verder bouwend op uitvindingen van Etienne-Jules Marey, Charles-Émile Reynaud en Thomas Edison hadden de broers Auguste en Louis Lumière de “cinematograaf” gecreëerd, een apparaat waarmee men chronofotografische afdrukken kon maken én bekijken. Het apparaat was dus multifunctioneel: men kon er zowel beelden mee maken als projecteren. De eerste echte grote vertoning, de eerste ware triomf van de cinematografie, vond plaats op 28 december 1895 in de kelder van het Grand-Café op de Boulevard des Capucines in Paris. Op dit eerste publieke en betalende cinematografische evenement werden een tiental films getoond die vol verbazing en verwondering door de aanwezige toeschouwers werden bekeken. De eerste verovering van de cinematograaf van Lumière was een feit. De cinema was het openbare leven binnengedrongen en weldra zat de zaal dan ook bij iedere vertoning stampvol.

De gebroeders Lumière zagen in de cinematograaf vooral een middel om de natuurverschijnselen waar te nemen en vast te leggen; ze gebruikten hun toestel in het begin voornamelijk om alledaagse taferelen te filmen. Geen van deze filmpjes had enige “spektakelwaarde”. Het waren eerder kleine “documentaires”, bijna wetenschappelijke observaties. Dat veranderde met L’arroseur arrosé, een film gemaakt door Louis Lumière dat beschouwd kan worden als het eerste echte “dramatische” filmwerk. Ook al waren de broers zich hier niet volledig van bewust, L’arroseur arrosé werd de eerste film die de artistieke mogelijkheden van het medium reveleerde. Gemaakt met veel zorg voor compositie, was het de eerste “samengestelde” film, een film met schriftuur. Zo ontstond, zonder veel besef, de filmkunst.

Naar aanleiding van deze 125ste verjaardag van de cinema, publiceert Sabzian een aantal fragmenten uit Histoire du cinématographe: de ses origines à nos jours (1925) van Georges-Michel Coissac waarin hij onder andere de geschiedenis schrijft van deze wonderbaarlijke eerste filmvertoningen.

Gerard-Jan Claes

 

(1) De eerste poster die de Lumière-cinematograaf aankondigt.

We denken dat het de moeite waard is om hier in herinnering te brengen dat tot de opening van de kelder van het Grand-Café geen enkele andere hand de draaihendel bediende, negatieven maakte, positieven printte en ontwikkelde; al dit werk werd gedaan door de heer Louis Lumière zelf die – zo merken we terloops op – na het draaien van L’arrivée d’un train, in het station van La Ciotat, een Barque sortant du port, enzoverder, de prachtige mediterrane hemel gebruikte voor de print van de positieven, door zijn camera gewoonweg op een met wit papier beklede muur te richten die door de zon werd belicht.

Hier dan, op basis van de data, de voorstellingen die het tijdperk van de cinematograaf inluidden:

1. Speciale bijeenkomst in de Société d’Encouragement à l’Industrie Nationale, onder het voorzitterschap van de heer Mascart, voorzitter van de Académie des Sciences, in Parijs, 42, rue de Rennes, op 22 maart 1895. Lezing door de heer Louis Lumière over de fotografische industrie, na de projectie van zijn eerste film: Sortie des ouvriers de l’usine de Monplaisir;
2. Congres van de Franse Sociétés photographiques, in Lyon, zaal van de Palais de la Bourse, 10 juni 1895;
3. Bij Berrier et Millet, place Bellecour, Lyon, op 12 juni 1895, ter gelegenheid van het banket dat de leden van bovengenoemd congres bijeenbracht. Tijdens deze twee bijeenkomsten, voorgezeten door de heer Janssen, lid van het Instituut, directeur van het Parijse Observatorium, werden de volgende twee films, met toelichting, op het scherm geprojecteerd: 1. Promenade des congressistes sur les borde de la Saône; 2. M. Janssen discutant avec son ami Lagrange, raadslid van het district Rhône;
4. Privé-vertoning bij de Revue générale des Sciences pures et appliqués, in Parijs, op donderdag 11 juli 1895, voor de elite van de wetenschappelijke wereld. Reeds op 13 juli 1895 richtte de heer Louis Olivier, directeur van dit belangrijk tijdschrift, de volgende brief aan Louis Lumière, die wij interessant vinden om in extenso te citeren:

 

Parijs, rue de Provence 34, 13 juli 1895

Beste meneer,

Ik voel de behoefte om u opnieuw te vertellen hoeveel plezier u mij en mijn vrienden hebt bezorgd. Gisteravond en vanochtend hoorde ik van alle kanten over deze briljante vertoning, die alle toeschouwers heeft gecharmeerd, zoals hun toejuichingen u overigens hebben laten zien. Wij hebben met veel genoegen kennisgenomen van deze wonderen, die in Parijs absoluut ongekend zijn en die zich ongetwijfeld snel over het hele land zullen verspreiden.

Wat mij betreft, ik ben u oneindig dankbaar dat u mijn gasten de primeur van dit prachtig spektakel hebt bezorgd, die een nieuw en zeer belangrijk stadium in de fotografische wetenschappen markeert. Staat u mij toe, beste heer, u en uw broer van harte te complimenteren met het prachtige resultaat dat u hebt bereikt en u alle vreugde te betuigen die ik heb gehad bij het aanschouwen ervan.

U ontvangt bovendien alle brieven die ik als reactie op mijn uitnodigingen heb ontvangen, gerangschikt volgens “ja” en “nee”. Verschillende mensen die “ja” zeiden, zijn niet gekomen; anderen die niet hadden geantwoord, zijn gekomen. Het hele Bouvier banket kwam in groep. Al met al zijn er donderdagavond zo'n 150 mensen voor de voorstellingen verschenen, en het was een plezier voor iedereen. Geeft u, enz.

Louis Olivier

 

Deze presentatie omvatte onder andere de film met een locomotief in beweging.
5. Bij de Association Belge de Photographie in Brussel, 10 november 1895. Dit was de eerste presentatie in het buitenland;
6. Aan de Sorbonne in Parijs, op 16 november 1895, bij de opening van de cursussen van de heren Darboux, Troost, Lipmann en Bouty, in aanwezigheid van vele geleerden en persoonlijkheden.

Om er niet meer op terug te komen, de data van de eerste publieke en betaalde voorstellingen die het begin van de cinematografische industrie markeren:

1. In Parijs, in de kelder van het Grand-Café, boulevard des Capucines 14, zaterdag 28 december 1895, en niet 25, zoals vaak bij vergissing werd beweerd;
2. In Lyon, op nr. 1, rue de la République, in een tot schouwburg omgevormde winkel, op 25 januari 1896, onder leiding van M. Perrigot, een directe medewerker van de gebroeders Lumières;
3. In Londen, op de Polytechnic, 17 februari 1896;
4. In Bordeaux, 18 februari 1896;
5. In Brussel, 29 februari 1896;
6. In Berlijn, 30 april 1896;
7. In Noord-Amerika, mei 1896.

[…]

De cinematografische stroken, kort daarna “films” genoemd, bedroegen toen nauwelijks meer dan zeventien meter; elke vertoning bestond uit slechts acht of tien verschillende films; documentaire scènes, kiemen van amusante scenario’s, etc. Het doorlopend spektakel vond plaats in zeer krappe ruimtes die in het wilde weg waren ingericht. Veel verbaasde toeschouwers dachten dat het trucs waren, een soort verdwijntruc waarbij ze geen vat kregen op dit zo getrouw gereproduceerde leven.

(2) Een voorbeeld van een van de eerste filmprogramma's

Het zal ons worden toegestaan om de aandacht te vestigen op de eerste publieke cinematografische vertoning, een bijna plechtige datum, georganiseerd door de heer Clément Maurice als concessiehouder. We mogen de naam van deze pionier niet vergeten. Dankzij de heer C-L. Maurice junior, vandaag directeur van een belangrijk filmprintbedrijf, hebben we nuttige informatie kunnen verzamelen over deze dag en over zijn vader die de eerste regisseur van de cinematograaf was. 

De eigenaar van het Grand-Café op de boulevard des Capucines, de heer Volpini, verhuurde zijn kelder voor een jaar en weigerde zelfs 20% op de opbrengsten omdat hij zo weinig vertrouwen had in het succes van het bedrijf. Hij stemde toe in een huurprijs van dertig frank per dag. Er werden twee posters aan de deur opgehangen en er werden uitnodigingskaarten verstrekt. Vader Lumière had alles geregeld in samenspraak met de heer Clément Maurice.

Voor de lancering werd gekozen voor de kerst- en nieuwjaarsperiode en de prijs van de toegangskaarten werd vastgesteld op één frank. De eerste dag bracht 35 frank aan opbrengsten op.
De 16 tot 17 meter lange films de résistance, die de basis zelf van het programma vormden, waren de volgende:

La sortie des ouvriers de l’usine Lumière;
Le goûter de bébé;
La pêche aux poissons rouges;
Le forgeron
L’arrivée d’un train en gare;
La démolition d’un mur;
Soldats au manège;
M. Lumière et le jongleur Trewey jouant aux cartes;
La rue de la République à Lyon;
En mer par gros temps;
L’arroseur arrosé
La destruction des mauvaises herbes.

De projectie van 8 of 10 van deze films duurde ongeveer twintig minuten. De zaal werd ontruimd en als die weer gevuld was, begon men opnieuw.
Het succes kwam zo snel dat drie weken na de opening de toegangscijfers 2.000 à 2.500 per dag bedroegen, zonder enige reclame in de kranten. De menigte stond in de rij en was zo opgewonden dat er een ordedienst moest worden opgezet, want de zaal kon slechts maximaal 100 à 120 personen onderbrengen.

“Wat me als meest typerend is bijgebleven,” zegt Clément Maurice, “is het gezicht van de voorbijganger die voor de ingang stopt en zich afvraagt wat Cinématographe Lumière zou kunnen betekenen. Degenen die besloten om naar binnen te gaan, kwamen een beetje verbijsterd naar buiten; men zag ze al snel terugkomen in het gezelschap van alle kennissen die ze op de boulevard maar hadden kunnen vinden. In de namiddag vormde het publiek een rij die zich vaak uitstrekte tot aan de rue Caumartin. Het programma werd gedurende enkele maanden nauwelijks gewijzigd.”

Na de eerste vertoning schreef de geleerde H. Parville zijn indrukken als volgt op:

“Het is van een onvoorstelbare waarachtigheid. De kracht van de illusie! Als men zich voor deze tableaus in beweging bevindt, vraagt men zich af of er geen sprake is van hallucinatie en of men slechts toeschouwer van of ook acteur is in deze verbazingwekkende scènes van het realisme. Tijdens de generale repetitie hadden de heren Lumière een straat in Lyon geprojecteerd. Er reden trams en auto’s in de richting van de toeschouwers. Een stoffeerder kwam op haar paard in galop op ons af. Een van mijn buren was zo onder de indruk dat ze gehaast opstond... en niet meer ging zitten totdat de koets zich omdraaide en verdween. En we dachten: de heren Lumière zijn grote tovenaars.”

Op 30 december 1895 schreef de heer J. Carpentier aan de heer Louis Lumière:

 

Mijn beste vriend,

Uw cinematograaf is een nieuwe fase van zijn leven ingegaan, en de première op zaterdagavond (28 december 1895) in de zaal die aan hem is gewijd, was een groot succes; ik breng u mijn hartelijke gelukwensen over. Helaas maakte ik geen deel uit van het feest; ik was de dag ervoor slechts via een eenvoudige gedrukte circulaire op de hoogte gebracht en ik kon me niet vrijmaken van de verplichtingen die ik die avond had; wel had ik op het laatste moment de gunst van een uitnodiging gevraagd voor mijn zwager, de heer Violet, en voor de heer Cartier, en deze twee vrienden deelden me hun indrukken mee, die uitstekend waren en door alle assistenten werden gedeeld.

De bijeenkomst kende een grote opkomst. Dat moest wel. Zelfs indien ik tijdig op de hoogte was gebracht, zou ik ervan afgezien hebben bij te dragen aan de overrompeling op deze première, hoewel het me ten zeerste zou hebben geplezierd ook enkele van mijn vrienden en kennissen toegang te hebben verleend tot deze avond.

Onze nieuwe vorken zullen morgenavond klaar zijn; we zullen de vervanging doorvoeren bij de hervatting van het atelierwerk in 1896. Dit zal onmiddellijk worden afgehandeld en ik zal beginnen de apparaten naar u te verzenden volgens uw orders. Hebben we het laatste type? Kunnen we doorgaan met de bestelling van tweehonderd?

J. Carpentier

 

Ook merkwaardig is de getuigenis van de heer Georges Méliès, een van de veteranen van de cinema, sinds 1888 directeur van het Théâtre Robert-Houdin, een charmant theater waar twee maanden na het verschijnen van de Lumière-cinematograaf films kinetoscoopfilms werden vertoond, en waar wat wij “les scènes à trucs” noemen zijn ontstaan.

 

In 1895 bevond zich op de verdieping boven het Théâtre Robert-Houdin, boulevard des Italiens 8, de oude Disderi-fotostudio, toen in handen van Emile Tourtin; vader Lumière kwam er regelmatig, hij had belangen in dit huis dat hij van fotografische platen voorzag. Ik kende hem omdat ik hem vaak tegenkwam toen ik mijn kantoor verliet. Op een avond, rond vijf uur, zag ik hem stralend verschijnen en hij zei tegen me:
- Bent u vrij vanavond?
- Ja, antwoordde ik, waarom?
- Kom naar het Grand-Café, om negen uur; u, die iedereen verbaast met uw trucs, u gaat iets zien wat u misschien wel zelf zal verbazen!
- Echt? Wat is het?
- Stil, antwoordde hij, kom maar kijken, het is het waard, maar ik wil er geen informatie over geven.
Zeer geïntrigeerd nam ik de uitnodiging aan en begaf me naar het Grand-Café op het afgesproken uur, zonder te weten wat ik zou gaan zien.
Wij, de andere genodigden en ik, bevonden ons voor een klein scherm, vergelijkbaar met het scherm dat we gebruikten voor de Molteni-projecties, en na enkele ogenblikken verscheen er een geprojecteerde stilstaande foto van de place Bellecour in Lyon. Een beetje verbaasd, had ik amper tijd om tegen mijn buurman te zeggen:
“Is het met projecties dat men ons lastigvalt? Die maak ik al tien jaar.”
Ik was nog maar net klaar, toen een paard een truck naar ons toe begon te slepen, gevolgd door andere auto’s, dan door voorbijgangers, in één woord, alle beweging van de straat. Bij dit spektakel bleven we allemaal sprakeloos, verdoofd, verbaasd en verrast. Daarna verschenen:
Le mur s’abattant sous la pioche des démolisseurs dans un nuage de poussière; L’arrivée d’un train; Le bébé mangeant sa soupe, met (als achtergrond) des arbres dont les feuilles remuaient au vent; dan La sortie des ouvriers de la maison Lumière; tot slot het beroemde Arroseur arrosé.

Aan het einde van de voorstelling heerste er een delirium, en iedereen vroeg zich af hoe men zo’n resultaat had kunnen bereiken.
Aan het einde van de vertoning deed ik de heer Lumière een bod voor de aankoop van een van zijn toestellen voor mijn theater. Hij weigerde. Ik had maar liefst 10.000 frank geboden, wat me een enorm bedrag leek. De heer Thomas, directeur van het Grévinmuseum, had hetzelfde idee en bood hem 20.000 francs aan, zonder verder resultaat. Tot slot bood de heer Lallemand, directeur van de Folies Bergères, die ook aanwezig was, 50.000 frank. Het was een verloren zaak. De heer Lumière bleef onverzettelijk en antwoordde met goedmoedigheid:
“Dit apparaat is een groot geheim, en ik wil het niet verkopen, ik wil het zelf en exclusief exploiteren.”
We vertrokken, enerzijds verheugd, maar anderzijds erg teleurgesteld en ontevreden, want we begrepen meteen het enorme financiële succes dat deze ontdekking zou hebben.

Voor deze memorabele vertoning was er, wat bewegende foto’s betreft, alleen Edisons kinetoscoop (direct zicht op de bewegende film door een vergrotende lens) en de kleine boekjes die men tussen wijsvinger en duim snel doorbladert, die boksers, schermers, een danser in beweging voorstellen. Maar nergens werd er geprojecteerd. Het was dus Lumière die de bewegende films voor het eerst projecteerde en er een publieksspektakel van maakte.
Edison werkte ook aan een projector, maar zijn apparatuur kwam lang na die van Lumière uit; zoals die van ons trouwens, en zoals die van W. Paul in Engeland.

 

Onder de Lumière-cinematografen hebben we de heer Félicien Trewey genoemd, een goede vriend van vader Lumière, en een beroemde goochelaar, die in de Villa de la Lune in Asnières woonde. Aan hem kwam de eer toe om de eerste demonstraties van dit apparaat in Londen te geven: op 7 februari 1896, in het Empire theater, een uitsluitend voor de pers bestemde voorstelling; op 17 maart 1896, een openbare zitting in de Polytechnic; op 11 maart 1896, een besloten zitting in de Polytechnic, voor Z.K.H. de hertog van Connaught, in het gezelschap van vijf personen.
Terwijl de heer Trewey de broers Lumière in Groot-Brittannië liet bejubelen, organiseerden andere functionarissen, medewerkers en handelaars vertoningen die niet minder succesvol waren.

In april 1896 bezocht keizer Frans Jozef in Wenen, geïntrigeerd door wat hem werd verteld, de cinema, applaudisseerde verwoed en bood via zijn functionaris, de heer Promio, zijn hartelijke gelukwensen aan de uitvinders aan.
Op 12 juni 1896 deed Hare Majesteit de koningin van Spanje hetzelfde, net als de koning van Servië op de 25ste van dezelfde maand.
Op 7 en 21 juli 1896 werden twee welwillende zittingen gehouden in Peterhof, St. Petersburg, onder het voorzitterschap van keizerin Alexandra Feodorovna, Hunne Majesteiten en het hele hof; de felicitaties werden opnieuw overgebracht aan de heren Lumière.
In augustus 1896 was het de beurt aan de koning van Roemenië.
Dit verklaart hoe de Lumière-cinematograaf in de loop van 1896 een wonderbaarlijk succesvolle tournee door Europa maakte.
We ontkennen niet dat er snel een concurrentiestrijd tot stand kwam, waardoor soms verwarring en fouten ontstonden, die de broers Lumière niet nuttig vonden om te corrigeren, om de simpele reden dat ze niet aan alle vraag konden voldoen.
Zo deed bijvoorbeeld in januari 1896 een Engels apparaat, de Bioscope, zijn intrede in Parijs en werd eind november van dat jaar de American Biograph, die stroken van veertig meter projecteerde, in de Folies Bergères geïnstalleerd.

[…]

(3) Poster Cinématographe Lumière

Tijdens de wereldtentoonstelling van 1900 besloten de gebroeders Lumière de aandacht van het publiek te trekken en ontwierpen ze een geweldige installatie voor die tijd.
Het scherm, verzorgd door de heer Lachambre, een ballonbouwer, werd onder de boog van de Galerie des Machines geïnstalleerd; het was 21 meter lang en 15 meter hoog: 25.000 toeschouwers konden de geprojecteerde bewegende beelden bekijken. Een 120-150-ampère scheepsprojector fungeerde als lichtbron. Men kon aan beide zijden van het scherm kijken, dat nat werd gemaakt om een goede transparantie zonder lichtpunt te verkrijgen.
Overdag bleef dit gigantische scherm ondergedompeld in een tank vol water, bedekt met een dubbele set valdeuren; ’s avonds trokken twee lieren, die zich onder de koepel bevonden, het scherm weer op zijn plaats.
Er werd gesproken over buitenprojecties, met dit werkelijk imposante materiaal van dergelijke afmetingen.

“Een grootschalig experiment, uitgevoerd op de Champ-de-Mars, onder de Eiffeltoren,” zegt de heer Louis Lumière, “heeft me laten zien dat het extreem moeilijk, zo niet onmogelijk is om een groot scherm in de openlucht te gebruiken, vanwege de beweging van de lucht. De statistieken die ik destijds bestudeerde lieten me zien dat het tijdens de duur van de wereldtentoonstelling slechts vijf of zes keer mogelijk zou zijn om het te laten werken. De ongelukkige ervaring had geen vervolg.”
[…]

Dat was het begin van de cinematograaf, al in 1895 onder de naam van de gebroeders Lumière. De gebroeders Lumière hebben overigens erkend dat zij deze naam hebben aangenomen zonder kennis te hebben van het octrooi van Léon Bouly van 12 februari 1892, dat wij eerder hebben genoemd.

“De benaming van de cinematograaf,” schreef de heer Louis Lumière, “waarvan wij dachten dat wij die als eerste hadden bedacht, was, wat wij pas later vernamen, door de heer Léon Bouly gecreëerd om een apparaat aan te duiden dat nooit het licht heeft gezien, omdat het er niet in slaagde een praktische oplossing voor het probleem te vinden.”

In dezelfde brief geeft zijn broer Louis, ondanks bovengenoemde uitspraken van de heer Auguste Lumière, uiting aan de wens dat beiden verenigd blijven in de geschiedenis van de cinematograaf. Dit is des te meer terecht omdat ze, nadat ze de schat samen hadden ontdekt, deze samen aan de voeten van de wetenschap wilden deponeren. En bovendien is er geen Fransman die in zijn bewondering en dankbaarheid Auguste en Louis Lumière niet met elkaar verwisselt.

 

-------

 

La sortie de l’usine Lumière à Lyon (Auguste & Louis Lumière, 1895)

 

L’arroseur arrosé (Auguste & Louis Lumière, 1895)

Deze fragmenten verschenen oorspronkelijk in: Georges-Michel Coissac, Histoire du cinématographe: de ses origines à nos jours (Parijs: Éditions du Cinéopse, 1925).

ARTICLE
22.03.2020
NL FR EN
In Passage, Sabzian invites film critics, authors, filmmakers and spectators to send a text or fragment on cinema that left a lasting impression.
Pour Passage, Sabzian demande à des critiques de cinéma, auteurs, cinéastes et spectateurs un texte ou un fragment qui les a marqués.
In Passage vraagt Sabzian filmcritici, auteurs, filmmakers en toeschouwers naar een tekst of een fragment dat ooit een blijvende indruk op hen achterliet.
The Prisma section is a series of short reflections on cinema. A Prisma always has the same length – exactly 2000 characters – and is accompanied by one image. It is a short-distance exercise, a miniature text in which one detail or element is refracted into the spectrum of a larger idea or observation.
La rubrique Prisma est une série de courtes réflexions sur le cinéma. Tous les Prisma ont la même longueur – exactement 2000 caractères – et sont accompagnés d'une seule image. Exercices à courte distance, les Prisma consistent en un texte miniature dans lequel un détail ou élément se détache du spectre d'une penséée ou observation plus large.
De Prisma-rubriek is een reeks korte reflecties over cinema. Een Prisma heeft altijd dezelfde lengte – precies 2000 tekens – en wordt begeleid door één beeld. Een Prisma is een oefening op de korte afstand, een miniatuurtekst waarin één detail of element in het spectrum van een grotere gedachte of observatie breekt.
Jacques Tati once said, “I want the film to start the moment you leave the cinema.” A film fixes itself in your movements and your way of looking at things. After a Chaplin film, you catch yourself doing clumsy jumps, after a Rohmer it’s always summer, and the ghost of Akerman undeniably haunts the kitchen. In this feature, a Sabzian editor takes a film outside and discovers cross-connections between cinema and life.
Jacques Tati once said, “I want the film to start the moment you leave the cinema.” A film fixes itself in your movements and your way of looking at things. After a Chaplin film, you catch yourself doing clumsy jumps, after a Rohmer it’s always summer, and the ghost of Akerman undeniably haunts the kitchen. In this feature, a Sabzian editor takes a film outside and discovers cross-connections between cinema and life.
Jacques Tati zei ooit: “Ik wil dat de film begint op het moment dat je de cinemazaal verlaat.” Een film zet zich vast in je bewegingen en je manier van kijken. Na een film van Chaplin betrap je jezelf op klungelige sprongen, na een Rohmer is het altijd zomer en de geest van Chantal Akerman waart onomstotelijk rond in de keuken. In deze rubriek neemt een Sabzian-redactielid een film mee naar buiten en ontwaart kruisverbindingen tussen cinema en leven.