De schepping van André Delvaux
André Delvaux had een oom die directeur was van een theater in Leuven en hij zou films gaan maken. Er zit een toespeling op dit theater in Un soir un train.
Geboren als Vlaming (1926), opgeleid in het Frans en perfect tweetalig belichaamde hij het unitaire België. Hij beschouwde deze dubbele cultuur als een kostbaar goed, de cultuur van De legende van Ulenspiegel, de basis van de Belgische literatuur, geschreven in het Frans en over een held uit Vlaanderen. Na zijn eerste langspeelfilm in het Vlaams, De man die zijn haar kort liet knippen, en ondanks zijn internationaal succes kreeg hij in België geen subsidie voor zijn tweede film, Un soir un train, die uiteindelijk geproduceerd raakte dankzij de Franse productiemaatschappij Mag Bodart. Hij was ongelukkig over het Leuvense “Walen buiten”, dat in deze film verschijnt op een bord bij een betoging. De film hekelt deze bittere scheiding via de metafoor van een relatie die op het punt staat uit elkaar te vallen en uitloopt op de dood van de geliefde.
Delvaux kreeg de kans om in Japan te gaan draaien maar ging er niet op in: “Wat zou ik daar moeten filmen?” Hij was zeer gehecht aan zijn belgitude. En hij stierf (2002) terwijl hij een toespraak hield op een symposium in Spanje over het verdriet dat hij ervoer bij het zien van de verscheurdheid en verdeeldheid van zijn land; hij sprak zijn laatste woorden op het podium en viel neer (zijn dood werd gefilmd!).
Als taaldocent gaf hij baanbrekende cursussen over filmtaal. Als leraar aan het Atheneum Fernand Blum maakte hij films met zijn leerlingen, werd hij gevraagd als opleider bij het Ministerie van Onderwijs en richtte hij samen met Raymond Ravar een filmschool op, het INSAS, waar zijn collega’s de technische crew voor zijn films zouden vormen (Cloquet voor het beeld en Bonfanti voor het geluid) en waaruit eigen leerlingen als Jean-Jacques Andrien en Jaco Van Dormael voortkwamen.
Hij was een pianist die compositie studeerde aan het conservatorium en stille films begeleidde in het Koninklijke Belgische Filmarchief. Dat zou zijn filmopleiding worden. Voor de muziek van zijn films werkte hij samen met Frédéric Devreese, aan wie hij thema’s voorstelde om variaties op te baseren en titels van werken om zich door te laten inspireren. Soms probeerden ze zelfs à quatre mains zaken uit op de piano. Elke film krijgt een lied dat als een verhaal in het verhaal de film vertelt en waarvoor hij de tekst componeert, zoals Si la fleur de l’été...
Na zijn studies Germaanse filologie, gefascineerd door schrijvers als Johan Daisne, die indruk op hem maakte met een van zijn lezingen toen André student was aan de ULB en die hem inspireerde voor zijn eerste twee – bovengenoemde – films, werd hij een specialist in het verfilmen van literair werk. Het zeldzaam mooie Rendez-vous à Bray is gebaseerd op een novelle van Julien Gracq. En de Efebo d’Oro-prijs werd hem toegekend voor Benvenuta, gebaseerd op La confession anonyme van Suzanne Lilar. Wat hem motiveerde bij de keuze van een werk was het tekstplezier dat hij tijdens het lezen ervoer en waarvoor hij een equivalent wilde vinden op het scherm.
Maar in de zevende kunst moet men van woorden overgaan op beelden. En daar putte hij uit de verbeelding die hij terugvond in de schilderkunstige traditie van zijn land. De polders in de schemering van Un soir un train roepen het vlakke land van Permeke op, de gevoeligheid van Spilliaert of zelfs de klaarheid van Ensor. In Belle is er haast een reproductie van een station met een naakt meisje à la Paul Delvaux, badend in de sfeer van Magrittes L’empire des lumières. Hij maakte een documentaire over de schilder Dieric Bouts, die begraven zou liggen in Leuven... de geboorteplaats van de filmmaker. Deze ervaring zou hem goed van pas komen voor zijn laatste film, L’œuvre au noir, naar een boek van Marguerite Yourcenar, een verhaal dat zich afspeelt in de Spaanse Nederlanden (met als rebel geen man van het volk zoals Tijl Uilenspiegel, maar een intellectueel en pionier van de vrijheid van meningsuiting, Zénon Ligre). Deze laatste, een humanistische held, bevindt zich hier in een donkere ruimte met een trap, een beetje zoals Rembrandts filosoof; zijn trawant, de chirurg-barbier Myers, zou verwant kunnen zijn aan Van Eycks kanunnik Van der Paele; de koets in het begin is gebouwd naar een tekening van Breughel, enz. Maar hoewel de keuken uit Zénons jeugd doet denken aan Vermeer, verwijst ze niet naar één bepaald schilderij, want dan zouden we ons niet meer in het binnenste van de hoofdpersoon bevinden, die deze schilders nooit heeft gezien. De schilderkunst wordt hier verwerkt zoals de literatuur.
Als agnost was André Delvaux deel van de twijfelcinema uit de naoorlogse periode. Aan het eind van zijn films weten we niet of (in de eerste film) Govert het meisje van wie hij houdt heeft vermoord of niet; en in de volgende films of Belle heeft bestaan of slechts de fantasie is van de dichter Grégoire, die ziek is van liefde; of de componist-piloot Jacques in 1914-1918 niet naar zijn afspraak in Bray is gekomen omdat hij in de lucht zou zijn gestorven of dat hij met zijn afwezigheid zijn vriend Julien een eerste liefdesnacht met een enigmatisch dienstmeisje wil bezorgen; noch waarom Zénon, die door de inquisitie wordt gezocht om zijn subversieve ideeën, niet vlucht maar terugkeert naar Brugge, waar hij zal worden gearresteerd en veroordeeld tot de brandstapel. Deze open eindes zijn een uitdrukking van de filosofie van de scepticus die bereid is alles in twijfel te trekken en nergens zeker van is.
Daarom maakt hij ook deel uit van de culturele stroming van het magisch realisme, dat tussenwerelden cultiveert, van Kafka tot Borges, waarin niet kan worden gekozen tussen het reële en het imaginaire, waar het reële het innerlijke leven is en waar het imaginaire zelfs reëler lijkt dan de werkelijkheid.
André Delvaux, de vader van de Belgische cinema die prijzen en gouden medailles kreeg op tal van festivals, was een cultureel ambassadeur voor zijn land, dat hij wereldwijd heeft doen schitteren. Zijn diepe band met de kunsten, waarvan hij een originele synthese biedt, maakt van hem een dichter met een onvergetelijk beeldende stijl.
Beeld uit Un soir, un train (André Delvaux, 1968), met toestemming van Editions Montparnasse.
NB. Chaplin et les arts
cf. Adolphe Nysenholc:
André Delvaux en de muziek: André Delvaux ou le réalisme magique, Collection 7e Art, (Paris: Ed. Cerf, 2006), 129-156.
André Delvaux en de schilderkunst: “L’œuvre au noir : des mots à l’image. Une transmutation”, in: Marguerite Yourcenar et la peinture flamande (Musée de Flandre/Cassel, Snoeck, 2012), 97-109.
André Delvaux en de literatuur: “André Delvaux, écrivain de cinéma”, in: Revue Générale 11 (november 2006), 65-73.
Seuls: Un soir, un train vindt plaats op donderdag 30 november 2022 om 20:30 in KASKcinema, Gent. Meer informatie over het evenement vindt u hier.