De verloren kunst van kritiek

VERTAALD DOOR TRANSLATED BY TRADUIT PAR Gerard-Jan Claes, Anton Jäger

Cannes festival in Femme Fatale (Brian De Palma, 2002)

Critici worden vaak verguisd. Kenneth Williams vergeleek hen ooit op memorabele wijze met de eunuchen in een harem: “Ze zijn er elke avond. Ze zien het elke avond gebeuren. Maar zelf kunnen ze het niet.” Het is moeilijk om geen plezier te beleven aan Williams’ bijtende scherpzinnigheid, ook al bezondigt hij zich hier misschien aan een onterechte veralgemening. Kritiek, als ze goed is uitgevoerd, is een kunstvorm op zich. Maar aangezien vandaag de voorkeur uitgaat naar clickbait in plaats van inzicht, zijn de normen voor de hedendaagse kritiek onmiskenbaar vervaagd.    

Het lijkt erop dat de infectie van de identiteitspolitiek zich van makers naar critici heeft verspreid. De lof voor Christopher Nolans film Dunkirk werd getemperd door stemmen die klaagden dat hij geen oog had gehad voor de diversiteit van de cast, ondanks het historische feit dat de overgrote meerderheid van de geëvacueerden jonge witte mannen waren.1 Als je initiële reactie op een boeiend werk als Dunkirk het evalueren is in hoeverre de auteur van het werk de diversiteitscriteria heeft vervuld, lijkt het me dat je niet bepaald uitgerust bent om iemands kunstenaarschap te beoordelen.    

Dat betekent niet dat totale objectiviteit mogelijk of wenselijk is bij kritiek. Maar de beste critici zijn altijd in staat om een werk op zijn verdiensten te beoordelen, terwijl de slechtste lijken te geloven dat succes moet gemeten worden op basis van hoe nauwkeurig de kunstenaar hun eigen ideologisch perspectief weerspiegelt. Denk aan de reactie in de linkse pers op Morrissey’s nieuwe album California Son. De één-sterrecensie van The Guardian biedt weinig inzicht in de muziek zelf en kan nog het best geparafraseerd worden als “ik veracht Morrissey’s politieke standpunten”.2 Een criticus van The Independent was tenminste in staat om de kwaliteit van het album te erkennen, maar kon niet meer dan twee sterren bij elkaar schrapen voor een “oude held die onze harten heeft gebroken”.3 Het is ontmoedigend om te zien dat kritische vermogens zo makkelijk overweldigd worden door de intolerantie van de morele zekerheid.    

Recente voorbeelden van dit soort pseudo-analyses zijn legio. Een criticus van The Guardian was zo geërgerd door Chris Lilley’s nieuwe reeks Lunatics dat hij bekende zich “persoonlijk beledigd” te voelen.4 Dan was er het BBC-artikel dat afleveringen van Game of Thrones als “goed” of “slecht” beoordeelde op basis van het percentage aan vrouwelijke dialogen, wat de valse correlatie tussen genderrepresentatie en artistieke verdienste lijkt aan te moedigen.5 Een soortgelijke benadering werd vorige week gekozen door een journalist die Quentin Tarantino de les las met betrekking tot de hoeveelheid dialoog die aan Margot Robbie’s personage in Tarantino’s film Once Upon a Time in Hollywood werd toegekend.6 Als deze trend zich doorzet kunnen critici net zo goed vervangen worden door computeralgoritmes die taartdiagrammen produceren in plaats van recensies.    

Dit soort bekrompenheid vindt zijn oorsprong in de academische wereld. Veel literaire critici hebben naam gemaakt door canonieke teksten uit te kammen op bewijzen van homofobie, seksisme en racisme. Wijlen Kate Millett, bijvoorbeeld, staat bekend voor haar Sexual Politics (1970), waarin ze de veronderstelde seksistische en patriarchale stijlfiguren in het werk van D.H. Lawrence, Norman Mailer en soortgelijke auteurs aan de kaak stelde. Dit soort activisme dat zich voordoet als kritiek is sindsdien tot conventie verheven. Niets voor niets beschreef Camille Paglia Millett ooit als de vrouw die “vandalisme chic maakte”.    

Het is merkwaardig dat precies dezelfde poststructuralistische ideologie die Roland Barthes’ concept van de “dood van de auteur” heeft voorgebracht, nu een generatie morele detectives in het leven heeft geroepen die geobsedeerd lijken met het gedrag van schrijvers en andere kunstenaars. Er is bijvoorbeeld veel gezegd over Roald Dahls antisemitisme, maar zijn werken blijven essentieel leesvoer voor kinderen. Zoals Christopher Hitchens ooit opmerkte, was Dahls inherente onaangenaamheid waarschijnlijk net de eigenschap die hem in staat stelde om zulke getikte klassiekers als De heksen en De gekken te schrijven. Als we alle werken van moreel dubieuze schrijvers naar de prullenbak van de geschiedenis zouden verwijzen, zou de westerse canon wel heel mager en amper het lezen waard uitvallen.    

De romancier Anatole France merkte ooit op dat het maar goed is dat het hart naïef is en de geest niet. Als de engelen zouden schrijven, meende hij, zouden ze ongetwijfeld slechte literatuur produceren. Oscar Wilde stelde het anders in The Critic as Artist toen hij opmerkte dat “alle slechte poëzie uit echte gevoelens voorkomt”. Je hoeft maar een begraafplaats te bezoeken om te zien dat hij gelijk heeft. Sommige van de meest melige grafschriften die ik ooit heb gezien zijn duidelijk het resultaat van diep verdriet. Critici, met andere woorden, zouden dankbaar moeten zijn dat niet alle kunstenaars fatsoenlijke mensen zijn.    

Goede kritiek is in staat om de subjectiviteit van het persoonlijk temperament in evenwicht te brengen met de objectiviteit van de professionele ervaring. Met andere woorden, een criticus die beledigd is zal waarschijnlijk weinig inzichten bieden. Volgens Vyvan Holland, Wilde’s tweede zoon, werd de tweede roman van zijn vader, The Picture of Dorian Gray, universeel veroordeeld door critici als “wellustig, immoreel, venijnig, grof en onbehouwen”. Bij de heruitgave van de roman voegde Wilde een voorwoord toe als een soort van weerlegging, die verplichte lectuur zou moeten zijn voor alle critici vandaag. Daarin legt hij uit dat zonde en deugd slechts “materiaal” is voor kunstenaars en herinnert hij ons eraan dat het afbeelden van immoraliteit niet noodzakelijkerwijs een bekrachtiging is van dergelijk gedrag. Zelfs als dat wel het geval was, waarom zou het er dan toe doen? “Morele of immorele boeken bestaan niet”, verklaarde Wilde. “Boeken zijn goed geschreven, of slecht geschreven. Meer niet.”

Kunst is op zich al een vorm van kritiek; het is de ultieme uiting van individualiteit, de interpretatie van het leven door een singuliere lens. Net zoals er kunstenaarschap schuilt in kritiek is er een kritische component aan elke vorm van kunst. Daarom verdient de criticus evenveel respect als de kunstenaar. Maar dat is ook waarom hij of zij ter verantwoording moet geroepen worden als er niet wordt voldaan aan de hoge maatstaven van het ambacht. Critici die zich vooral laten leiden door hun politieke overtuigingen, die verblind zijn door hun eigen gevoel van morele superioriteit of die zich niet tijdelijk kunnen overgeven aan het wereldbeeld van hun onderwerp, kunnen amper critici genoemd worden. En wie tot deze categorie behoort, moet niet verbaasd zijn als hij of zij met een eunuch wordt vergeleken.  

Deze tekst verscheen oorspronkelijk als ‘The lost art of criticism’ op spiked, 29 mei 2019.

ARTICLE
10.07.2019
NL
In Passage, Sabzian invites film critics, authors, filmmakers and spectators to send a text or fragment on cinema that left a lasting impression.
Pour Passage, Sabzian demande à des critiques de cinéma, auteurs, cinéastes et spectateurs un texte ou un fragment qui les a marqués.
In Passage vraagt Sabzian filmcritici, auteurs, filmmakers en toeschouwers naar een tekst of een fragment dat ooit een blijvende indruk op hen achterliet.
The Prisma section is a series of short reflections on cinema. A Prisma always has the same length – exactly 2000 characters – and is accompanied by one image. It is a short-distance exercise, a miniature text in which one detail or element is refracted into the spectrum of a larger idea or observation.
La rubrique Prisma est une série de courtes réflexions sur le cinéma. Tous les Prisma ont la même longueur – exactement 2000 caractères – et sont accompagnés d'une seule image. Exercices à courte distance, les Prisma consistent en un texte miniature dans lequel un détail ou élément se détache du spectre d'une penséée ou observation plus large.
De Prisma-rubriek is een reeks korte reflecties over cinema. Een Prisma heeft altijd dezelfde lengte – precies 2000 tekens – en wordt begeleid door één beeld. Een Prisma is een oefening op de korte afstand, een miniatuurtekst waarin één detail of element in het spectrum van een grotere gedachte of observatie breekt.
Jacques Tati once said, “I want the film to start the moment you leave the cinema.” A film fixes itself in your movements and your way of looking at things. After a Chaplin film, you catch yourself doing clumsy jumps, after a Rohmer it’s always summer, and the ghost of Akerman undeniably haunts the kitchen. In this feature, a Sabzian editor takes a film outside and discovers cross-connections between cinema and life.
Jacques Tati once said, “I want the film to start the moment you leave the cinema.” A film fixes itself in your movements and your way of looking at things. After a Chaplin film, you catch yourself doing clumsy jumps, after a Rohmer it’s always summer, and the ghost of Akerman undeniably haunts the kitchen. In this feature, a Sabzian editor takes a film outside and discovers cross-connections between cinema and life.
Jacques Tati zei ooit: “Ik wil dat de film begint op het moment dat je de cinemazaal verlaat.” Een film zet zich vast in je bewegingen en je manier van kijken. Na een film van Chaplin betrap je jezelf op klungelige sprongen, na een Rohmer is het altijd zomer en de geest van Chantal Akerman waart onomstotelijk rond in de keuken. In deze rubriek neemt een Sabzian-redactielid een film mee naar buiten en ontwaart kruisverbindingen tussen cinema en leven.