Film is geen taal
Film is niet, zoals vaak gedacht wordt, een taal, waarin bepaalde combinaties van tekens bepaalde begrippen dekken en waarvan reeksen combinaties van tekens kunnen worden geordend tot een syntaxis.
De film bezit geen teken en ook geen betekenis. De mededeling: “Jan is een schurk,” kan men niet in een combinatie van filmische tekens omzetten. Wel kan men bijvoorbeeld door middel van een camera laten zien, hoe Jan een hond schopt. Het wordt dan meteen duidelijk, waarom Jan een schurk is. Degenen, die spreken over de film als een taal, hebben het in feite over een beperkt aantal signalen waarop een beperkt aantal geconditioneerde reacties bestaan: Jan schopt hond = slechtheid; moeder kust kind = liefde; hand drukt hand = broederschap. Deze signalen hebben niet met de film op zichzelf te maken. Als Jan gewoon op straat een hond schopt, worden er ook zonder tussenkomst van de Filmische taal wel mensen boos. De film is een middel tot registratie, versterking en verbreiding van het signaal. Hij kan alleen maar laten zien, maar: hij kan alles laten zien, op alle manieren.
Aan het idee van een filmtaal met een respectabele grammatica is gekoppeld met instandhouding van vermeende filmwetten. Deze wetten bepalen wat mag en wat niet, vooral wat niet. Ze worden door een gedeelte van de kritiek, de kenners en de quasi-kenners onveranderlijk in verbiedende zin aangewend. De noties van filmtaal en filmwetten geven velen er aanleiding toe de verkeerde films goed te vinden en de goede films slecht. Gelukkig maar, dat er geen filmwetten en geen filmtaal bestaan: alles mag.
Deze tekst werd oorspronkelijk gepubliceerd in Kunst van Nu, augustus 1963.
Beeld uit Paris à l'aube (James Blue & Johan van der Keuken, 1957)