Grèce 20142016: de textuur van een tijd

Combat au bout de la nuit (Sylvain L'Espérance, 2016)

Wat we de geschiedenis noemen is een slagveld waarop de voorbije gebeurtenissen en de waarheid slaags zijn geraakt. De historicus, die met zijn pen het sterkste wapen in de hand heeft, ziet haar als een eindeloos pad door een woud waarvan de roads not taken buiten de grenzen worden gehouden. Die kroont een geschiedenis tot Geschiedenis – als een ononderbroken lijn van het verleden naar de toekomst zonder dissidente stemmen of dwaalsporen. Tegenover deze illusie geschreven door de overwinnaars staat de discontinue, gebroken lijn van de verdrukten. Niet één stem maar een koor van vele stemmen. Geen momenten geketend aan hun verleden en toekomst, maar momenten die als sterren in gebarsten ramen grillig in elkaar overlopen, zoals de verhalen in Sylvain L’Espérance’s Combat au bout de la nuit (2016), een kroniek over Griekenland in het decennium van de crisis van 2011.

Als kannibalen van de waarheid schrijven de overwinnaars hun geschiedenis en L’Espérance is duidelijk over wie won, wie verloor. Uit de openingswoorden van Combat au bout de la nuit “Grèce 20142016” spreekt zijn direct verlangen om een geschiedenis neer te schrijven. Op het eerste gezicht schetst L’Espérance een caleidoscopisch beeld van een land in diepe crisis waarvan de officiële versie bekend is: Griekenland heeft zich op de kap van Europa rijk gerekend en draagt de gevolgen van het eigen wanbeleid. Jaren van jeugdwerkloosheid, afbraak van de sociale zekerheid en gezondheidszorg, uitverkoop van de nationale infrastructuur, tienduizenden migranten in kampen, ... Voetnoten in het grotere verhaal; de heropbouw aan de ijzeren hand van the institutions formerly known as troika

In de vijfde eeuw voor Christus bracht de Griekse geschiedschrijver Herodotus in zijn kroniek van de Perzische Oorlogen de spanning tussen geschiedenis en verhaal aan het licht. Na de fabelachtige Homerische vertellingen was hij de eerste die de fabel van de geschiedenis schreef. Een fabel die doorloopt tot aan de Hollywoodfilms van vandaag, waarin de geschiedenis aan de goeden, aan de winnaars toebehoort. Maar werd in de antieke tijd de winnaar gerechtvaardigd door het verhalen, dan draaide Hollywood de analogie om: dat ze winnen, toont dat de winnaars de goeden zijn.

Met de barmhartigheid van het Griekse woord ιστορία [istoria], dat zowel geschiedenis als verhaal betekent, geeft Combat au bout de la nuit het recht op beide terug aan de verliezers. De film trekt mee met poetsvrouwen die door het Ministerie van Financiën op staande voet werden ontslagen en toont hun plotse politiek ontwaken dat onverzettelijke vormen aanneemt, volgt recent gearriveerde Afghaanse jongeren die in verlaten loodsen wachten op een boot naar Italië, spreekt met werkloze Griekse havenarbeiders in een lamgelegde haven en ziet hoe Roma uit halflegale nederzettingen verjaagd worden omdat het stadsbestuur nieuwe plannen heeft met hun woonterrein. Tijdens de manifestaties en sit-ins schreeuwen de poetsvrouwen: “De geschiedenis is de geschiedenis van de sociale strijd!”. Hun strijd, en die van de hele film, loopt naast, door, boven en tussen de officiële versie. In drie delen van meer dan anderhalf uur weeft L’Espérance een spinnenweb als een barst in een ruit van verzetsacties, opflakkeringen van opstand en verdoken levens tot een ιστορία over het dagelijkse leven dat vlam vat. In zijn veelvormigheid is de film een verzameling ‘bekende verhalen’. Een overdonderende veelheid aan portretten, cinéma direct, essayistische beschouwingen, politieke betogingen en nieuwsmontages. Hoewel we ze allemaal al kennen uit televisiereportages en –journaals rijst de vraag waarom deze vijf uur durende kroniek niet is wat de televisie brengt over de Griekse crisis.

Is het omdat de ongekunstelde directheid van L’Espérance niet vanop het slagveld de vrede verkondigt in de huiskamers? De uitdaging van de film is niet dat hij vijf uur duurt in een tijd die we voortdurend razendsnel noemen; de uitdaging voor de nieuwsdiensten is dat hij verslag brengt van een strijd die nog gevoerd wordt. Combat au bout de la nuit claimt niet enkel het recht op de geschiedenis, maar op de geschiedschrijving zelf.

Combat au bout de la nuit is opgebouwd uit minutenlange scènes waarin de aangehouden blik van de filmmaker iets bijzonders veroorzaakt. Aanwezig zijn gaat primeren op het ritme van de vertelling (dat langzamerhand uit de film verdwijnt. Als eindeloze golven volgt het ene verhaal na het andere.). In hun directheid krijgen de beelden een actualiteitswaarde en ontstaat een voortdurend ‘nu’. Wat onstaat is een horizontale manier van kijken zonder de verticale breuken van montage als herkenbaar middel om een filmische dimensie op te roepen. Deze blik roept het werk van Wang Bing op. Ook zijn manier van filmen appelleert aan het idee van een constante geschiedenis, geen opeenvolging van door elkaar bepaalde momenten, maar een rizoom van waaruit paden vertrekken en aankomen, in alle richtingen vertakkend. Aan het eind van de geschiedenis als groot verhaal, keert de film hier terug naar de Homerische blik. De heldendaden, schipbreuken, listen en oorlogsdaden in de Odyssee raken in hun tijd- en richtingloosheid aan de eindeloze verhalenstroom die de televisie (re)produceert. De filmmaker L’Espérance creëert een chronische tijd, die, anders dan de actuele tijd van nieuwsuitzendingen, een oncontroleerbaar heden aankijkt, zonder angst voor de revelatie van een ‘verborgen wereld’ waar de actualiteit geen tijd voor heeft.

L’Espérance’s blik blijft aanwezig bij een betoging die met geweld uiteengedreven wordt of tijdens een maaltijd in een gaarkeuken, nadat de sprong naar de volgende scène in een andere film al lang gemaakt moest zijn. Voortdurend verwacht je cuts tussen de beelden, maar die blijven uit. Slechts moeizaam laat je de fantoommontage los, gewend als we zijn om korte beelden te interpreteren door hun afwisseling en juxtapositie. En dan pas transformeren de ongekunstelde shots zich in een onmiskenbaar cinematografische ruimte. In de stroom beelden ontdekt, zoekt en baant de kijker zich zelf een weg. 

Een van die paden loopt langs de nachtelijke tochten van Sekou Djabi, een Afrikaanse jongen die recent in Athene aankwam. Hij zoekt in afvalbakken en storten naar niet helemaal waardeloze spullen. Nog voor het licht wordt stalt hij de gevonden schoenen of het kapotte kinderspeelgoed uit op een clandestiene markt waar ze voor nauwelijks een euro en na wat gesjacher van eigenaar wisselen. In deze mysterieuze, ontroerende en te donker gefilmde scène die zich letterlijk in de schaduweconomie afspeelt toont zich de kracht van Combat au bout de la nuit. Met zijn volhardende blik op barsten, breuken en schaduwzones schetst de film geen tijdsbeeld, maar duikt hij onder in de textuur van de tijd. Net zoals de verhandelde rommel uit het zicht verdwijnen, volgen we verhalen tot ze elders belanden, weer uit ons blikveld.

De titel haalt L’Espérance bij de Griekse dichter Tassos Livaditis die als verzetsstrijder na de Duitse bezetting en de burgeroorlog jarenlang gevangen zat. Diens woorden klinken over de nachtelijke zee: “Een man staat in brand, een man licht de nacht op, in een wachthok licht hij de nacht op. Ze hebben hem overgoten met petroleum en in brand gestoken. Een groot vuur heeft de wereld in lichterlaaie gezet. Laten we ons vannacht gaan warmen.”

Zoals een steekvlam de nacht verlicht, zo belicht Combat au bout de la nuit verhalen uit de kieren die opgeslokt dreigen te worden door het duister van de monsterlijke geschiedenis. Maar niemand die vijf uur lang meekijkt gelooft dat het licht een hoopvol ontwaken brengt. Nog voor het einde van de nacht dooft het schijnsel van de opgebrande slachtoffers uit, verdwijnt de gloed waarin we in een flits, zo lijkt het wel, jaren hebben zien voorbijgaan.

ARTICLE
23.01.2019
NL
In Passage, Sabzian invites film critics, authors, filmmakers and spectators to send a text or fragment on cinema that left a lasting impression.
Pour Passage, Sabzian demande à des critiques de cinéma, auteurs, cinéastes et spectateurs un texte ou un fragment qui les a marqués.
In Passage vraagt Sabzian filmcritici, auteurs, filmmakers en toeschouwers naar een tekst of een fragment dat ooit een blijvende indruk op hen achterliet.
The Prisma section is a series of short reflections on cinema. A Prisma always has the same length – exactly 2000 characters – and is accompanied by one image. It is a short-distance exercise, a miniature text in which one detail or element is refracted into the spectrum of a larger idea or observation.
La rubrique Prisma est une série de courtes réflexions sur le cinéma. Tous les Prisma ont la même longueur – exactement 2000 caractères – et sont accompagnés d'une seule image. Exercices à courte distance, les Prisma consistent en un texte miniature dans lequel un détail ou élément se détache du spectre d'une penséée ou observation plus large.
De Prisma-rubriek is een reeks korte reflecties over cinema. Een Prisma heeft altijd dezelfde lengte – precies 2000 tekens – en wordt begeleid door één beeld. Een Prisma is een oefening op de korte afstand, een miniatuurtekst waarin één detail of element in het spectrum van een grotere gedachte of observatie breekt.
Jacques Tati once said, “I want the film to start the moment you leave the cinema.” A film fixes itself in your movements and your way of looking at things. After a Chaplin film, you catch yourself doing clumsy jumps, after a Rohmer it’s always summer, and the ghost of Akerman undeniably haunts the kitchen. In this feature, a Sabzian editor takes a film outside and discovers cross-connections between cinema and life.
Jacques Tati once said, “I want the film to start the moment you leave the cinema.” A film fixes itself in your movements and your way of looking at things. After a Chaplin film, you catch yourself doing clumsy jumps, after a Rohmer it’s always summer, and the ghost of Akerman undeniably haunts the kitchen. In this feature, a Sabzian editor takes a film outside and discovers cross-connections between cinema and life.
Jacques Tati zei ooit: “Ik wil dat de film begint op het moment dat je de cinemazaal verlaat.” Een film zet zich vast in je bewegingen en je manier van kijken. Na een film van Chaplin betrap je jezelf op klungelige sprongen, na een Rohmer is het altijd zomer en de geest van Chantal Akerman waart onomstotelijk rond in de keuken. In deze rubriek neemt een Sabzian-redactielid een film mee naar buiten en ontwaart kruisverbindingen tussen cinema en leven.