Prisma #23
Que le diable nous emporte van Jean-Claude Brisseau bevat een vreemde scène: op kitscherige kosmosplaatjes prijken wriemelende vrouwenlichamen, hun silhouetten onnauwkeurig afgesneden als ware het met een botte schaar. De crescendo’s van George Delerue’s soundtrack voor Tours du monde, tours du ciel (die de regisseur al gebruikte voor Céline) werden overstemd door het hoongelach in Réflet Médicis, de enige Parijse zaal die de film vertoonde.
Dit onverkoopbare curiosum is een logische voortzetting van een filmografie die zich steeds duidelijker losmaakt van geldende conventies in de zoektocht naar een abstracte schoonheid. Brisseau heeft van de noodzaak een deugd gemaakt: de knullige special effects zijn ingegeven door budgettaire beperkingen, net als de keuze om voor een derde maal in zijn eigen appartement te filmen. In deze intieme setting leren we de maker echt kennen. Brisseau kan zich niet langer verbergen achter barokke versierde sets, maar gaat bij de kijker te biecht.
Met deze brutale eerlijkheid valt alles op zijn plaats. Een kluizenaar heeft zich vervreemd van de Franse filmindustrie en gebruikt zijn onhandigheid nu als troef om zwaarwichtige thema’s te relativeren. Deze aandoenlijke onbeholpenheid ontroert en amuseert, zeker wanneer een personage expliciet de special effects uitlegt: een green screen-opname gevolgd door wat knip- en plakwerk met eenvoudige software. In dit relaas vinden we de essentie van de figuur Brisseau: een autodidact, een pedagoog, maar in de eerste plaats een kind dat zich bewust wordt van zijn plaats in het universum en aan het knutselen gaat. Natuurlijk is het resultaat onooglijk, maar de oprechtheid van kinderlijke verwondering laat niemand koud. Brisseau gelooft in wat hij ons toont en nodigt de kijker uit om zich te laten meeslepen door de illusies van de cinema. Bent u cynisch genoeg om te lachen?
Deze Prisma verscheen als ‘Prisma #16’ in Filmmagie #686, juli - augustus 2018