Die dag sloot Serge voor mij zijn eigen verhaal af, zijn weg van kind dat in 1944 werd geboren – het jaar van Roma, città aperta en van de ontdekking van de concentratiekampen – en vervolgens van puber en jonge man die uit liefde voor de film zijn leven op schrift wilde stellen. Dat wil zeggen dat hij het liet samenvallen met een bepaalde geschiedenis van de film. De rijder uit Kapò, de ‘Lettre sur Rossellini’, zijn relatie met de Cahiers du Cinéma, de verdediging van Straub en Godard die gearticuleerd werd rond een esthetiek van het verzet, de liefde voor vreemde talen, de reislust, de cultus van de vriendschap, de overstap naar Libération, zijn ziekte, Trafic. Plotseling klonk het biografische door in het theoretische discours en gaf het zijn werkelijke draagwijdte.