← Part of the Collection: Fernand Deligny

Camereren #4

VERTAALD DOOR TRANSLATED BY TRADUIT PAR Veva Leye

(1) Ce gamin, là (Fernand Deligny, 1976)

De enen hebben een camera ter beschikking, het geschiedde zo dat de andere zich nabij het autistisch zijn [proche d'être autiste] bevond. 

Ik zou moeten schrijven nabij een autistisch wezen [proche d’un être autiste] of in de buurt van autistisch zijn [proche d'être autiste]. Als het niet om een enkelvoud gaat, noch om een meervoud, is het omdat het om een infinitief gaat.

Wil dat zeggen dat ik dicht in de buurt kom van autistisch zijn – ikzelf? Niet meer, niet minder dan eenieder en om het even wie.

Die manier van zijn is gemeenschappelijk aan wat elk menselijk wezen gemeenschappelijk kan hebben.

Reeds enige tijd bestaat er een instrument dat aangeduid wordt met het woord camera, deze benaming duikt volgens het woordenboek op rond 1900 en komt, naar verluidt, uit het Engels en het Latijn. 

Uitgaande van het autistisch wezen schreef ik pagina’s onder het uithangsbord van een erg vreemde manier van zijn; enkele jaren later, terwijl ik dacht dat deze regels verdwenen waren als een kiezelsteentje in een vijver, zag ik ze weer aan komen keilen in Les Temps modernes1

Moderne tijden, we zien wat de term oproept, van Sartre tot de modernitude. Blijft over, Charlie Chaplin.

(2) Le moindre geste (Fernand Deligny, 1971)

Wat de auteur van de tekst die terugkeilt wat ik heb geprobeerd te zeggen, voorstelt, is dat “dergelijke boeken, die geklasseerd kunnen worden bij de humane wetenschappen, voorbij de kennis die hen eigen is perspectieven openlaten voor andere types discours en praktijken die in staat zijn zich te ontwikkelen vanaf hetzelfde terrein als zij. Ze tekenen indirect en zonder het minste dogmatisme de plaats uit van wat de mogelijkheden van hun eigen discours te buiten gaat.”

Deze regels die me, zoals men zegt, terug te binnen schieten, zetten me ertoe aan om, gisteren nog, aan een van ons die films overpeinst en er andere kent waarvan de camera het instrument is, voor te stellen om notities te schrijven waarmee we een werkje kunnen voeden dat ooit zou kunnen verschijnen onder het uithangsbord CAMEREREN.

Jarenlang heb ik gedacht aan een boek dat geschreven zou worden onder het uithangsbord ONGELOVEN [MÉCRÉER]; van dat boek kende ik het thema: ongelovig zijn [être mécréant], dat wordt gezegd. Gaat het om niet geloven?

Geloven [croire] en drinken [boire] zijn infinitieven waarvan de behoefte zich niet voor een lange tijd uit de voeten kan maken. 

Maar terwijl ontelbaar veel soorten de nood om te drinken gemeenschappelijk hebben, lijkt het wel alsof geloven ons is opgelegd, wij die doorgaan voor de mensheid.

Dus, camereren?

(3) Ce gamin, là (Fernand Deligny, 1976)

Ik moet erop terugkomen: degene die deze regels schrijft is geen bediener van de camera. Waarover en waarom spreekt hij dan onder het uithangsbord van camereren, dat versierde paneel dat een ambachtsman boven zijn deur bevestigt?

Nemen we een feit geraapt op het veld van mijn praktijk.

Het is gemakkelijk om je de ontreddering van de ouders van een autistisch kind voor te stellen. Is autistisch: een kind dat het teken niet waarneemt, als men onder teken verstaat wat het woordenboek erover zegt – “weloverwogen beweging, conventioneel, erop gericht om met iemand te communiceren, om iets duidelijk te maken”.

Er zijn kinderen die, van meet af aan, niet begiftigd zijn met de gratie van de conventie.

Ik merk dat ik de term enseigne nog niet heb uitgeput, die term die naast het versierde paneel boven een winkeltje ook verwijst naar– of heeft verwezen naar – de officier die de vlag droeg en we weten hoezeer de vlag van belang is in de geschiedenis. Je zou zelfs kunnen zeggen dat oorlogen gevoerd werden onder het uithangsbord van de vlag.

Wanneer ik voorstel om een boek te schrijven onder het uithangsbord van het camereren, wordt camereren de vlag waarvan ik de drager ben, met andere woorden de enseigne, terwijl uit dat woord de infinitief onderwijzen [enseigner] is ontstaan, wat nog een heel ander verhaal is.

Tegen wie, tegen wat deze oorlog, of wat moet er worden onderwezen?

Ik was gebleven bij de ontreddering van de ouders van een autistisch kind. Het kind dat “hier” woonde – elders dan bij hem thuis – werd gefilmd in korte, uiteindelijk ongelijke sequenties. De ouders zien die films, die beelden, ontroerd, verwonderd, geraakt, ontgoocheld, overstuur.

Van die video- of Super 8-beelden maakten we – zoals men zegt – een film op 16mm, opgeblazen naar 35mm en zie daar, deze film vertrok in een baan om of eerder in de distributiecircuits. Zalen vulden zich en na deze loopbaan werd de film vertoond op Televisie, in een programma voor cinefielen. 

Niets anders hier dan het volstrekt gangbare.

Ik lees Jean-Luc Godard – Introduction a une véritable histoire du cinéma. Ik denk dat hij zich vergist wanneer hij zegt dat men in plaats van kinderen in de kleuterschool te leren spreken, men hun beter een fototoestel zou geven, zodat ze in plaats van brood te vragen een foto van brood zouden nemen en zich op die manier verstaanbaar zouden maken.

Om dat te doen zou er wel brood in de buurt van het fototoestel moeten liggen, of anders gezegd: binnen handbereik; dus, wanneer een kind brood zou willen, waarom dan die omweg via het beeld? Uit conventie? Het gefotografeerde beeld van brood zou dus de conventie zijn, die matrijsconventie van het teken.  

Als het beeld is bestemd is voor het geven van tekens

(4) Le moindre geste (Fernand Deligny, 1971)

20 december

CAMEREREN

is ZIEN

wat niet te zien is [ce qui ne se voit pas]

wat niet te zien zou zijn als er geen camereren was

Filmen vanuit een helikopter verandert het gezichtspunt, nodigt uit tot een ander gezichtspunt (wat er te zien is, is te zien van daaruit)

Filmen van daarboven, Giono droomde ervan; Malraux heeft eraan gedacht (de landman herkent het gemeenschapsland niet vanuit het vliegtuig).

Dit gaat nog steeds niet om CAMEREREN. Giono spreekt over de noodzaak van twee camera’s die niet dezelfde rol zouden hebben – de ene een traditionele, de andere een anarchistische –

HIJ – de regisseur – zegt bij zichzelf [se dit] dat HET te zien zal; WE zullen zien…

Of het nu gaat om WE of om ZICHZELF, alles verloopt alsof de ZICHZELF [SE] – van wat te zien zal zijn [de ce qui va se voir] – dezelfde (mens) is.

(5) Ce gamin, là (Fernand Deligny, 1976)

CAMEREREN? dat zou zijn de ander toestaan om niet gelijkaardig te zijn 

de toeschouwer niet te dwingen om slechts te zijn… (wat ik over “hem” denk of veronderstel)

camereren

dat is zien      wat niet te zien is

tonen

(de films van Ozu worden gevoed, ondersteund, door een hele traditie rijk   aan rituelen die de toeschouwer “kent”, herkent, ook al zijn ze niet meer in gebruik)

zien wat er niet te zien is veronderstelt dat wat kan verschijnen in de beelden aantrekkingskracht heeft.

De mensen? Zij missen “iets”

Zij zijn niet “vrij om te zijn” (zie P. Clastres)

De ongelukkige aangelegenheid [la malencontre] (opdat er macht zou kunnen zijn, moet    er een duizelingwekkende onderwerping zijn geweest)

Elk subject zoekt “de meester” – die steeds wordt gevonden.

Aldus geloven de mensen dat, geloven ze te weten wat ze missen en ageren ze dienovereenkomstig. Wanneer ze een valstrik bemerken zijn ze uit het veld geslagen.

Alles wat op het spel staat bij CAMEREREN is vervat in dat “vrij om te zijn”

We moeten dus vertrekken van wat La Boétie zegt. Het is mogelijk dat wat hij (zich af)vraagt een geniale zet is.

Als we ons de “hoe komt het dat” van de ongelukkige aangelegenheid (die de onderworpen mens creëert) kunnen stellen, is het omdat we “vrij” kunnen “zijn”

Wanneer het gaat om CAMEREREN, waarover gaat het dan?

Over vrij zijn, niets minder; mens zijn.

Moeten we dan begrijpen dat de mens die wij zijn, de enen, de anderen, bij zichzelf denkt, en bij zichzelf zegt en bij zichzelf wil, wat er menselijk kan zijn in het bestaan – en als we al willen aannemen dat er een soort is die beweert menselijk te zijn – dan zal men wel toegeven dat de soort niet bij zichzelf denkt.

Zij bestond voor het denken bij zichzelf.

(6) Ce gamin, là (Fernand Deligny, 1976)

Le meilleur de la vie2 .

Wat ook het uitverkoren thema is – en waarom niet wat u hebt geschreven, als u er echt op staat – we zitten nog bij camereren.

De ruimte van een film is niet het scherm, maar 90 minuten.

In cinema is er het idee van beweging en het is waar dat de film plaatsvindt in de tijd – net zoals een schilderij plaatsvindt op het ingelijste doek –

De regisseur beschikt over een bepaalde tijd die, als het ware, de ruimte is waarover hij beschikt.

Blijft over: het scherm, dat, op elk moment, een ruimte is.

En beelden komen, het ene beeld na het andere en met horten en stoten, die ruimte vullen. De horten en stoten, die zien we niet. 

  • 1Les Temps modernes, oktober 1981, Serge Meitinger: “Zeggen, doen, ageren: beschrijven” [notitie van Deligny].
  • 2Titel van de film van Renaud Victor uit 1985

Beelden (1), (3), (5) en (6) uit Ce gamin, là (Fernand Deligny, 1976)

Beelden (2) en (4) uit Le moindre geste (Fernand Deligny, 1971)

 

Deze tekst is een onvoltooide tekst uit 1981 en verscheen oorspronkelijk als “Camérer #4” in Fernand Deligny, Camérer. A propos d'images (Parijs: L’Arachnéen, 2021).

Met dank aan Sandra Alvarez de Toledo. ©L’Arachnéen.

Met steun van LUCA School of Arts, LUCA.breakoutproject.

ARTICLE
02.11.2022
NL
In Passage, Sabzian invites film critics, authors, filmmakers and spectators to send a text or fragment on cinema that left a lasting impression.
Pour Passage, Sabzian demande à des critiques de cinéma, auteurs, cinéastes et spectateurs un texte ou un fragment qui les a marqués.
In Passage vraagt Sabzian filmcritici, auteurs, filmmakers en toeschouwers naar een tekst of een fragment dat ooit een blijvende indruk op hen achterliet.
The Prisma section is a series of short reflections on cinema. A Prisma always has the same length – exactly 2000 characters – and is accompanied by one image. It is a short-distance exercise, a miniature text in which one detail or element is refracted into the spectrum of a larger idea or observation.
La rubrique Prisma est une série de courtes réflexions sur le cinéma. Tous les Prisma ont la même longueur – exactement 2000 caractères – et sont accompagnés d'une seule image. Exercices à courte distance, les Prisma consistent en un texte miniature dans lequel un détail ou élément se détache du spectre d'une penséée ou observation plus large.
De Prisma-rubriek is een reeks korte reflecties over cinema. Een Prisma heeft altijd dezelfde lengte – precies 2000 tekens – en wordt begeleid door één beeld. Een Prisma is een oefening op de korte afstand, een miniatuurtekst waarin één detail of element in het spectrum van een grotere gedachte of observatie breekt.
Jacques Tati once said, “I want the film to start the moment you leave the cinema.” A film fixes itself in your movements and your way of looking at things. After a Chaplin film, you catch yourself doing clumsy jumps, after a Rohmer it’s always summer, and the ghost of Akerman undeniably haunts the kitchen. In this feature, a Sabzian editor takes a film outside and discovers cross-connections between cinema and life.
Jacques Tati once said, “I want the film to start the moment you leave the cinema.” A film fixes itself in your movements and your way of looking at things. After a Chaplin film, you catch yourself doing clumsy jumps, after a Rohmer it’s always summer, and the ghost of Akerman undeniably haunts the kitchen. In this feature, a Sabzian editor takes a film outside and discovers cross-connections between cinema and life.
Jacques Tati zei ooit: “Ik wil dat de film begint op het moment dat je de cinemazaal verlaat.” Een film zet zich vast in je bewegingen en je manier van kijken. Na een film van Chaplin betrap je jezelf op klungelige sprongen, na een Rohmer is het altijd zomer en de geest van Chantal Akerman waart onomstotelijk rond in de keuken. In deze rubriek neemt een Sabzian-redactielid een film mee naar buiten en ontwaart kruisverbindingen tussen cinema en leven.