Een kijker onder de anderen: Rebecca Jane Arthur

VERTAALD DOOR TRANSLATED BY TRADUIT PAR Sis Matthé

In ‘Een kijker onder de anderen’ laten Herman Asselberghs en Gerard-Jan Claes via e-mail allerlei gepassioneerde filmliefhebbers uitvoerig aan het woord over hun kijkpraktijk. Filmmakers, kunstenaars, critici, onderzoekers, auteurs, programmatoren, bioscoopbezoekers, tv-fanaten, netflixers, youtubers, torrentgebruikers,… Welke gebruiken en gewoontes, voorschriften en verboden, plekken en patronen maken deel uit van hun kijkpraktijk? Welke plaats heeft het filmkijken in hun professionele en persoonlijke levens? En maakt de bioscoopzaal (nog) deel uit van hun omgang met film? Een introspectieve kijk op het kijkerschap als activiteit en attitude, als volhardende praktijk van kijken, luisteren, lezen, voelen, doen en denken, met de kijker als schrijver van een singulier verhaal, met een persoonlijke stijl en woordenschat, een eigen gebruik van accenten en leestekens. Maar altijd ook een kijker onder de anderen.

Beroepskijkers en zondagskijkers, profijtige kijkers en veelkijkers, altijd- en overalkijkers, legale en illegale kijkers, modelkijkers, sociale kijkers, solitaire kijkers, solidaire kijkers, verstrooide kijkers, betoverde kijkers, jeugdige kijkers, volwassen kijkers, stiekeme kijkers, toekijkers, dwarskijkers, zwartkijkers, pottenkijkers. Nooit eerder waren er zoveel gelegenheden om een eigen kijkpraktijk vorm te geven. Nooit eerder werd er zoveel gekeken, op alle denkbare tijdstippen en plaatsen, en in alle denkbare (ver)houdingen. Ons filmkijken is geatomiseerd. We kijken gefragmenteerd maar niet per se doelloos. We kijken misschien naar dezelfde films maar niet per se tegelijk. De filmkijker is een verschijning geworden in het straatbeeld. Wachtend op de metro schiet iemand in de lach bij wie weet wat op een smartphone. Wat verder zit iemand op een bank, ontroerd door de emotionele ontknoping van een oude romcom of blij met de trailer van de volgende superheldenfilm. Ons sociale leven wordt geritmeerd door (dwingende) vragen, (voorzichtige) aanbevelingen en (kordate) oordelen omtrent het filmaanbod: “Heb je dit bekeken? En heb je dat gezien? Niet te missen! Zeker checken! Overrated!” Met alle kijkplezier maar ook keuzestress, overkill of onthouding van dien. ‘Een kijker onder de anderen’ probeert door het bos de bomen te ontwaren via een simpele vaststelling: we kijken. Dan rijzen de vragen. Naar het hoe, wat, waar, waarom?

Na de eerste aflevering met Herman Asselberghs zetten we de reeks voort met Rebecca Jane Arthur, een Schotse beeldend kunstenares die in Brussel woont. Naast haar artistieke praktijk werkt Arthur als producent, schrijver, copy-editor en vertaler. Ze is medeoprichter van elephy, een productie- en distributieplatform voor film- en mediakunst gevestigd in Brussel, projectcoördinator van het door Creative Europe gefinancierde project On & For Production and Distribution (2018-2021), dat is opgezet om het veld van artists’ moving image te ondersteunen. Arthurs teksten over bewegend beeld werden onlangs gepubliceerd door Sabzian en Film Place Collective. Haar meest recente publicatie, BE GOOD, IF YOU CAN'T BE GOOD, BE GOOD AT IT Boom Boom Boom Boom (2021), bundelt haar correspondentie met collega-kunstenaar Eva Giolo over chrijven en filmmaken.

Dit gesprek vond plaats tijdens de eerste en tweede lockdown in 2020.

(1) Absolutely Fabulous (Jennifer Saunders & Dawn French, 1992-2012)(2) Absolutely Fabulous (Jennifer Saunders & Dawn French, 1992-2012)

Herman Asselberghs en Gerard-Jan Claes: Waarom niet bij het begin beginnen? We zijn benieuwd naar wat je deed toen je besloot in te gaan op onze e-uitnodiging om aan deze reeks deel te nemen.

Rebecca Jane Arthur: Sinds jullie voorstel om met mij dit pennenvriendachtige gesprek op afstand te voeren ben ik teruggereisd in de tijd, naar mijn kijkherinneringen. Ze kwamen zelfs in mijn dromen op me af – je kent ze wel, de lucide dromen vol gedachten die vrijelijk tussen waken en slapen bewegen, die haast controleerbaar zijn, aan of uit te zetten, te pauzeren of terug te spoelen wanneer je wakker bent. De bewegendebeeldenherinneringen die zich aandienden ben ik gaan noteren in quasi onleesbare, opgewonden krabbels op het dichtstbijzijnde stukje papier, zodat ik ze niet zou vergeten.

De herinneringen die bovenkwamen vulden de achterkant van een opengescheurde enveloppe: cinemamagie – Beauty and the Beast (Disney 1991); de uitgebreide verzameling tekenfilms van mijn benedenburen; de al even overvloedige verzameling horrorfilms van mijn bovenburen; het zwart-wit-tv-afdankertje op mijn achtste waardoor ik me achttien voelde; de independent videotheek die een Blockbusters-filiaal werd; de escapades van Jessica Fletcher in prime time op vrijdagavond (vergezeld van een traktatie van de ijskar, een Mars, Snickers, Bounty of Twix); detectivemiddagen met oma en haar minnaars Morse, Frost of Monsieur Poirot; het nieuws (uren en uren!) met mijn vader en de grote televisietragedies van de jaren ’90 (de Rwandese genocide, de Joegoslavische oorlogen, ...); Absolutely Fabulous (BBC 1992, 1994, 1995) met mijn moeder en de manier waarop ik het programma woord voor woord navertelde aan haar o zo geduldige vrienden; de geboorte van de DVD-speler... De vonken vlogen rond alsof het een gesmolten TV-kabel betrof!

Je hebt het over kijkherinneringen die duidelijk uit een heel andere tijd stammen qua kijkmogelijkheden – videoverzamelingen, een zwart-wit-tv, videoverhuur en “de geboorte van de DVD-speler”. Als je die kijkherinneringen vergelijkt met je huidige kijkpraktijk, in welke mate is er dan vandaag nog sprake van kijkmijlpalen? In welke mate is die kijkpraktijk veranderd?

Voor de vuist weg zou ik zeggen dat het verschil hem zit in de lichamelijkheid van de hele (kijk)ervaring – of preciezer gezegd, het gebrek daaraan. Over het algemeen ben ik nu wellicht minder afhankelijk van fysieke objecten en wezens – van een televisietoestel enerzijds, van een gezin anderzijds. Als kind van de jaren tachtig komen mijn vroegste kijkherinneringen voort uit televisieprogramma’s – op een moment ik de afstandsbediening nog niet in handen had. De jaren negentig betekenden een zekere mate van onafhankelijkheid in mijn kijkpraktijk, afhankelijk van wat ik – letterlijk! – te pakken kon krijgen. Je weet wel, videobanden of, later, DVD’s. Mijn familie was niet het soort dat zich op verzamelingen van welke genre dan ook stortte... Ze stonden erop dat ik boeken las in plaats van voor de buis te zitten, wat er dan weer toe leidde dat ik liever bij mijn buren zat. Films waren toen natuurlijk nog dingen, geen gewichtloze digitale bestanden. Streaming bestond nog niet. Ik herinner me dat de schijnbaar eindeloze tv-stroom tot het eind van de jaren ’80 in het Verenigd Koninkrijk effectief elke dag stopte. Elke nacht, wanneer het keerpunt was bereikt, verscheen er een soort onderbrekingsscherm, totdat de bewegende beelden de volgende dag weer gewekt werden met een ochtendtalkshow of kindertekenfilm (afhankelijk van wie die dag eerst de afstandsbediening te pakken hadden weten te krijgen). Tegenwoordig zijn onze streams of unconsciousness natuurlijk eindeloos, tijdloos en grenzeloos...

Toegankelijkheid en kennis zijn een cruciaal onderdeel van het verschil dat ik vandaag de dag ervaar. Bijna alles is op het internet “te krijgen”, en nog gratis ook. Je hoeft alleen maar te weten wat je zoekt en iemand ergens helpt je het te vinden. Ik denk bijvoorbeeld aan de besloten gemeenschappen waarin films ondergronds worden uitgewisseld. Eenmaal binnen deze veilige zones kun je je gated community om hulp vragen bij het vervullen van je verlangens. Maar wat misschien niet echt veranderd is, is dat we nog steeds dingen aan elkaar willen “doorgeven”. En er vreugde in vinden de dingen te delen waarover we enthousiast zijn, zelfs als we elkaar nooit werkelijk ontmoeten. De aanbevelingen en tips worden nu gewoon sneller gedeeld – zelfs via onbekenden die aan andere kant van de aardbol wonen. We hoeven niet langer de trap op of af te rennen richting de buren!

Wat mijlpalen betreft is mijn houding eerder afwachtend. De digitale wending die we nu meemaken zou een mijlpaal genoemd kunnen worden.

Laten we eens van naderbij bekijken welke bewegende beelden jij recent tot jou hebt genomen.

De laatste tijd kijk ik zoals de meeste mensen alleen nog thuis. Het voordeel daarvan is dat er meer portalen bestaan dan vroeger zodat ik zaken heb kunnen zien die ver buiten mijn fysieke bereik liggen. Zo ontving ik thuis onlangs Laurie Anderson voor een magisch verhaaltje voor het slapengaan – Lecture 1: The River | Laurie Anderson: Spending the War Without You (Norton Lectures, Harvard) – live gestreamd vanuit de VS. Een paar dagen later ontmoette ik haar opnieuw, nu in Parijs, op Rencontres Internationales, waar ze zelf een rencontre had met een oude vriendin, Sophie Calle. Samen nodigden ze ons – lifters – uit om met hen mee te reizen en na te denken over hun praktijk, hun vriendschap en de gebeurtenissen in hun leven. De wereld had op hen “afgestemd”, maar hun gesprek verliep niet helemaal synchroon. Niet (zichtbaar) lichamelijk, in de zin van lippen die op het verkeerde moment bewogen, maar eerder in de zin van gedachten die door de ether reizen en onderweg verloren gaan, steeds te laat komen om de achterstand nog goed te kunnen maken. De twee reisgezellen opereerden vanuit verschillende tijdzones en het feit dat ze steeds te laat kwamen leidde tot hoogdravende, tenenkrommende momenten vol flexibele misverstanden. Na afloop volgde een passende vertoning van Calles film No Sex Last Night (1996), de documentatie van een roadtrip door de VS door twee mensen van verschillend geslacht (met in de hoofdrol Calle zelf en een kerel die ze ooit “in een bar had ontmoet”, Greg Shephard) die op hun beurt niet helemaal goed op elkaar waren afgestemd – vandaar de titel.

Normaal gezien zou een gemiddeld Belgisch audiovisueel weekend van mij uitsluitend fietsgebaseerd zijn en het bezoeken van off spaces, galerijen, instellingen en concertpodia combineren met iets online – misschien op een luie zaterdagochtend of een stemmige zondagavond. Binnen de nieuwe realiteit van een halfbeperkte levensstijl probeerde ik mijn (bewegendebeeld)bewegingen tijdens een bepaald weekend deze winter op te tekenen – van een uitgebreide fietstocht vanuit de Europese wijk richting Vlaanderen voor een bezoek aan Anouk De Clercqs solotentoonstelling Here it Comes, the Future in CC Strombeek op een vrijdagavond tot een zaterdagmiddag bergafwaarts richting de buik van Brussel om Tony Cokes’ solo If UR Reading This It’s 2 Late, Vol. 3 in ARGOS te zien. Gekortwiekt door die vervloekte avondklok bleken mijn internetbevliegingen thuis wat moeilijker te traceren. De meeste vliegroutes waren toevallig, lusvormig en spiraalsgewijs van het ene naar het andere.

Vanuit mijn “real-life”-ervaring bij ARGOS belandde ik bij een online BAK-talk genaamd Tony Cokes: To Live as Equals, een gesprek met Cokes en Irit Rogoff (beluisterd tijdens het opruimen). Daarna volgde ik het advies van Cokes en vertrok ik van Utrecht naar Londen voor Kodwo Eshun: Mark Fisher Memorial Lecture bij Goldsmiths op YouTube (beluisterd tijdens het koken). Een duik in het YouTube-labyrint bracht me bij een fragment uit Love is the Message, the Message is Death (2016) van Arthur Jafa (bekeken tijdens het eten – hoewel dat enigszins ongepast leek). Daarna, na een glas wijn, gleed ik ontspannen de onmogelijkheid van het bewust in kaart brengen van een avondje op het net in. (Waarom zou je je ook druk maken als je gewoon een screenshot van je browsegeschiedenis kunt maken?) Van daar ging het bergafwaarts richting Netflix – denk ik. Ik had genoeg gedacht voor één dag.

Dat klinkt als een gevuld programma. Toch lijkt het niet druk of gehaast omdat een aanzienlijk deel ervan deel lijkt uit te maken van je dagelijkse routines in huiselijke context.

De alledaagsheid van mijn verstrooide manier van kijken – tijdens het koken, schoonmaken, eten terwijl ik absorbeer, consumeer, kauw – komt doordat mijn audiovisuele voeding vaak plaatsvindt in het middelpunt van mijn huis, de keuken. Mijn voornaamste bron van nieuws en ontspanning, de radio, bevindt zich in de keuken. Maar als ik weet waarin ik trek heb, zet ik een specifiek (op het net gevonden) programma op of “schakel” ik YouTube aan, waarbij mijn laptop vaak over de keukenbladen danst, altijd zo verplaatst wordt dat ik alles het beste kan horen, boven het geluid van stromend of kokend water of het gezoem van een afzuigkap uit, of in mijn gezichtsveld blijft als het een programma is dat ogen en oren vereist. Meestal ben ik al tevreden als ik af en toe een blik achteruit kan werpen om te “zien” wat er aan de hand is.

Jouw keuken heeft de allure van een informatiecentrum. Er wordt letterlijk gekookt met beelden op de achtergrond?

Wist je dat het substantief kitchen een tweede definitie heeft? Het is niet alleen een ruimte om eten te bereiden en naar YouTube te luisteren, maar het is ook een woord voor de slagwerksectie van een orkest. Ik hou van dat idee: de kitchen is luidruchtig, blikkerig, ritmisch, heet, levendig, ... Verre van een serene, verduisterde bioscoopruimte! En als ik geen gezelschap heb, zet ik graag mijn gedachtestroom af door woorden in me op te nemen, gedachten en ideeën van iemand anders, afleiding. Mijn YouTube-ervaringen zijn dus grotendeels auditief. Ik behandel het als een radio, een audioarchief of podcast provider, voor interviews en lezingen en dergelijke, terwijl ik verderdoe met de mensen als muziek in mijn oren.

Bij mij thuis is de slagzin “I read it on YouTube” dagelijkse kost! Deze “grap” begon toen ik kunst studeerde, theorie en praktijk combineerde met werken om de huur te kunnen betalen en van de ene bijeenkomst naar de andere rende. Urgente kwesties in verband met mijn studentenleven hadden nood aan informatie, bevestiging, opheldering, en wel snel. Een stem en/of beeld toevoegen aan een of andere theorie maakte dat hij beter binnenkwam. Tegenwoordig is het niet meer dan een hulpmiddel, ergens tussen lering en vermaak. Toch verwijs ik nog vaak naar een programma of een interview dat ik online in de YouTube-archieven heb ontdekt. Vandaar de grapjes over de legitimiteit van mijn bronnen.

Het hoeft geen betoog dat je erg bedreven bent in het gebruik van YouTube, maar je behoort niet tot de generatie die is opgegroeid met de vanzelfsprekendheid van het internet.

Internet lag inderdaad niet binnen bereik toen ik opgroeide. De mensen konden er thuis pas gebruik van maken na de invoering van breedband in het Verenigd Koninkrijk, na 2000. In de tien jaar daarna werd het gemeengoed – gestaag en geleidelijk, zonder dat ik het merkte. Wij waren in elk geval niet wat je noemt early adopters. Tegen de tijd dat mijn moeder het thuis installeerde, was ik al lang weg, zat ik in het buitenland met mijn rug naar de vooruitgang van het wereldwijde web gekeerd.

Misschien zullen jullie erom moeten lachen, maar onlangs werd ik aan die generatiekloof herinnerd toen ik via het Belgische VOD-platform Avila Because We Are Visual (2010) van jou [Gerard-Jan Claes] en Olivia Rochette huurde. Ik zag de film bij een speciale gelegenheid tijdens de lockdown in mei, op de verjaardag van mijn partner (Jordi). Omdat ik de opkomst van het hele vloggingfenomeen gemist had, was ik erg geraakt door deze tieners die hun intimiteiten online deelden. En wat een toepasselijke lockdownfilm! Sommige personages – allemaal jonge vloggers – lijken hulpeloos alleen voor hun scherm, wanhopig op zoek naar contact met de buitenwereld, pratend in de leegte, in de stilte. Anderen lijken (vroegtijdig, helderziend) hun invloed uit te oefenen op de massa, of op wie toen al van YouTube wist en ernaar keek. De film toonde met humor en weemoed de kracht van het uitoefenen van je eigen gave en de kwetsbaarheid van het onthullen van je pijn en gaf zo aanleiding tot kritiek op de maatschappij, niet alleen die van tien jaar geleden maar ook die van nu, met digitale systemen die steeds belangrijker worden als besmettingsvrije verbindingen en met alle berichten over de sociale gevolgen die de lockdown had en nog steeds heeft op de psyche van – vooral jonge – mensen. Wij vonden dat de charme van die tijd hem zat in de naïviteit van hun manier van uitdrukken. Hoewel de technische aspecten die het maken en verspreiden van video’s toen zo democratisch en wijdverbreid maakten revolutionair waren, zouden we ze nu als primitief beschouwen. Zoals Jordi zei, zouden serieuze vloggers of influencers tegenwoordig hun camera’s inventief hebben opgesteld, hun kanalen met titels, tunes en speciale effecten hebben uitgerust en hun video’s hebben bewerkt om zich van hun beste kant te laten zien vooraleer de video’s op het podium van de wereld te loaden. De scène met de vliegende vogels en de skatende skateboarders herinnerde ons aan de eenvoud en onschuld van toen – een tijd die ver afstaat van de zelfbewuste, berekende mediazelfrepresentatie van tegenwoordig.

(3) Because We Are Visual (Olivia Rochette & Gerard-Jan Claes, 2010)(4) Because We Are Visual (Olivia Rochette & Gerard-Jan Claes, 2010)

Hoe verhoudt jouw omarming van een alle kanten op gaande YouTube-methodologie zich tot, laat ons zeggen, een bezoek aan CINEMATEK? Heb je het gevoel dat je van de ene mindset naar de andere moet schakelen? Moet je je aanpassen wanneer je de bioscoop binnengaat of wanneer de lichten dimmen?

Oké. Cinema. Ik ben niet bijzonder trouw aan bepaalde schermen of zalen. Ik kijk, luister en neem indrukken op zonder veel sentimentaliteit jegens de omstandigheden waarin het beeld of het geluid tot mij komt. Dat wil niet zeggen dat ik de perfect uitgebalanceerde wereld van de bioscoop niet weet te waarderen. Het is eerder dat ik geen grenzen wil stellen tussen verschillende inhoudelijke ervaringen – ik apprecieer ze zowel via de ether of de coaxkabel als op het witte doek. En vaak zijn deze ervaringen met elkaar verweven. De ene leidt tot de andere. Wat mijn mindset en aanpassing betreft, zou ik zeggen dat mijn consumptie, mijn inname, vloeibaar is. Het enige dat ik moet afstellen voor ik een donkere zaal binnenga, is mijn interne klok. Tijd is alles. Ik kan van trage cinema genieten enkel en alleen als ik op tijd gewaarschuwd ben. En ik wil van meet af aan klaar staan om toe te happen als een film de vorm heeft van flash fiction. Niets is erger dan niet weten hoe lang iets zal duren. Dat is wanneer ik mijn mindset bijstel, wanneer de duur vaststaat.

Als ik de cinema binnenga, koop ik mezelf tijd. Tijd om aandachtig te kijken, in tegenstelling tot mijn dagelijkse gefragmenteerde huiselijke absorptie van gedachten en afleiding bij beelden. In de cinema gaat het om de holistische ervaring, zowel van beeld als van geluid, en om het plezier dat ik aan die kunstvorm beleef. Een serieuze aangelegenheid dus! Een aangelegenheid die ik bovendien meestal alleen beleef: voor mijn werk en ook voor mijn plezier.

Ging je in pre-Coronatijden vaak naar de bioscoop? Hing de frequentie van je bioscoopbezoek af van je gemoedstoestand, of je al dan niet een relatie had, je budget, het uur van de dag, het weer of de seizoenen?

Ik zou zeggen dat er sporadische cinemapatronen bestaan, die bepaald worden door de levensfase waarin ik me bevind. Toen ik jong was, betekende naar de film gaan een uitje met buren of familieleden met een soort onbeschrijfelijke magie – vooral qua geluid, met dat allesomvattende 5.1 surround-geluid dat je het betoverde kasteel of de groene diepte van de jungle inlokte, je in de donkerste wateren onderdompelde of je door de ruimte liet zweven. Zodra ik oud genoeg was, werd het een vaste afspraak op zaterdagmiddag met mijn schoolvrienden. In die tijd ging ik elke kaskraker zien die er was (Sister Act, The Addams Family, Edward Scissorhands, Wayne’s World, Romeo + Juliet – jarennegentigprik). Het was het enige wat er was qua cinema in onze stad. In het kleine historische Schotse stadje Dunfermline waar ik opgroeide, was er maar één bioscoop, Robin’s Cinema, bovenaan High Street. Die cinema sloot toen ik een jaar of zestien was. Hij stierf een plotse dood toen het Odeon-bioscoopcomplex zijn deuren opende aan de rand van de stad. Je had een auto of zo nodig om daar te komen, dus ik ging er minder vaak naartoe. Op die leeftijd ging ik al wat vaker naar onze hoofdstad Edinburgh. Op 30 minuten stond je met de trein over het water voor een overvloedige keuze.

Dan is er de cinema uit mijn zwerfjaren. Waar je ook gaat in de wereld, een bioscoop binnenlopen is een vertrouwde ervaring, die (afgezien van de ondertiteling) hetzelfde is van San Telmo tot San Francisco, van Mexico City tot Mechelen. De film, bedoel ik, niet de zaal. Er bestaat natuurlijk een generiek bioscoopinterieur: een theater met rode stoelen op een aflopende vloer. Maar mijn meest memorabele bioscoopervaringen waren de unieke plekken, plekken vol mensen met minder conventionele verhalen, die het soort films vertonen dat in de mainstream moeilijk te vinden is. Ik heb een aantal jaren met tussenpozen in Amsterdam gewoond en ik ben er een rits fantastische geïmproviseerde bioscopen tegengekomen: op boten gerund door hippies, in niemandslandpakhuizen, in oude kerken en in kraakpanden van alle soorten en maten... Hoewel er uiteraard ook een heel gamma aan volwaardige bioscopen bestond, stootte je op onafhankelijke en auteurscinema aan lage prijzen in zaaltjes zoals Filmhuis Cavia, een non-profitzaal met 40 plaatsen boven een kickboksschool in de Westerparkbuurt, of in de alleronafhankelijkste ruimtes, zoals de Cinemanita-vertoningen die elke maandagavond letterlijk ondergronds plaatsvonden, in de kelder van een bar/club/kunstenaarsruimte genaamd De Nieuwe Anita, en die gerund worden door de legendarische Jeff Babcock – een uitgeweken Amerikaanse cinefiel die er zijn levenswerk van gemaakt heeft om in alle Amsterdamse off spaces films te programmeren. Op deze plekken kon je blind vertrouwen op de programmering, maar het waren niet het soort plekken waar je door de wind naartoe werd geleid. Je kon er niet zomaar komen aanwaaien en verwachten dat ze open waren.

Het is interessant om te zien hoe je meer nadruk lijkt te leggen op het sociale, familiale en gemeenschapsaspect van de filmervaring dan op een interesse in de geschiedenis en esthetica van film op zich. Vind je het publiek als concrete gemeenschap – of het nu je familie is of een “scene” – belangrijker dan of minstens even belangrijk als het getoonde werk?

Ik moet nu natuurlijk denken aan Anouk De Clercqs onderzoek naar vertoningsplekken uit haar boek Where is Cinema? (Archive Books, 2021). Het is een reeks gesprekken met bioscopen die zij heeft uitgekozen. Het had een niet-exhaustieve lijst van initiatieven kunnen worden, een levenswerk, maar ze maakte een selectie op basis van haar persoonlijke bioscoopervaringen, prioriteiten en ontdekkingen om zo de verschillende gezichten van cinema te tonen. Maar hoe divers de vertoningsplekken ook mogen zijn, van Bogota tot Berlijn, hun kern blijft dezelfde: samen cinema beleven. En wat uit elk portret van een initiatief naar voren komt, is dat de “scene”, zoals jullie het noemen, een intrinsiek onderdeel is van de bioscoopervaring. Zonder anderen stort die ervaring in, of wordt ze gemarginaliseerd of zelfs onbestaande. Dat is over het algemeen het trieste geval in kleinere steden, zoals de stad waar ik vandaan kom: ze kunnen ofwel geen publiek op de been brengen ofwel de vertoningskosten niet betalen, laat staan de apparatuur en het pand.

Hoe beland je dezer dagen in de bioscoop, en waarom? Ter vermaak, op aanraden van mensen, of volg je het werk van bepaalde makers?

De laatste tijd wordt mijn bioscoopgedrag bepaald door een periodieke onderdompeling in film op festivals (o.a. Courtisane Festival, CPH:DOX, FIDMarseille, IFFR, Kaunas International Film Festival, Oberhausen), premières van films van lokale filmmakers in België, uitgelichte filmprogramma’s in kunstruimtes, het ontwikkelen van kennis over cult- of klassieke cinema via filmmusea en cinematoerisme wanneer ik een nieuwe stad bezoek of wanneer ik tijdelijk in een ander land woon.

De bovengenoemde scene begint dicht bij huis, met het werk van lokale filmmakers. De filmmakers die ik volg zijn dus in de eerste plaats mijn collega’s (en vaak ook vrienden): elephy, Dagvorm Cinema, Monokino, Messidor, Sabzian, Avila, De Imagerie, WET Film, om er maar een paar te noemen, en ook vele individuele filmmakers. Verder volg ik het werk van collega’s bij artist-run productieplatforms zoals Auguste Orts, Balthasar, Escautville en Jubilee. Voor aanbevelingen luister ik naar mijn omgeving, hou ik bepaalde vertoningsplekken, specifieke festivalselecties en online filmagenda’s of columns in de gaten.

Jouw voorkeur om films op filmfestivals te bekijken lijkt een andere versie van thuis in je keuken op YouTube surfen, toch?

Inderdaad! Maar net zoals mijn eerste YouTube-ervaringen een soort bibliotheek vormden voor mijn studies, schippert mijn relatie met festivals tussen beroeps- en privéleven. Filmfestivals mogen dan wel erg amusant zijn, voor iemand die films maakt, over films nadenkt en over films schrijft, blijft het werk. Voor mij is het dus oké dat filmfestivals veeleisend zijn. Ik ben er om uitgedaagd te worden, om te leren en hopelijk ook om geprikkeld te worden. Ik kijk altijd weer uit naar die streep door de dagen in mijn agenda die ik voor de volle honderd procent aan een festival naar keuze zal besteden; ik verheug me erop om naar een festival te gaan en zoveel te zien als ik maar kan dragen. Voorzien van een altijd weer overijverig reisschema heb ik geleerd me voor te bereiden op alle fysiologische uitdagingen die me te wachten staan door mijn net gekregen, vers bedrukte, bijbehorende draagtas vol overlevingsstrategieën te stoppen om er zeker van te zijn dat ik geen seconde hoef te missen. Dan ben ik klaar voor de strijd, mijn lichaam opgewassen tegen de sedentaire, op tijd gebaseerde kunstervaringen die figuren als Lav Diaz of Wang Bing me zullen serveren. Het gebeurt dat ik ook psychologisch word uitgedaagd op festivals, wanneer de FOMO-frustratie over overlappende programma’s de overhand neemt. Misschien is de ergste bijwerking verzadiging: een overdosis nemen en gevoelloos worden.

Mijn favoriete festivals doen qua gezelligheid een beetje denken aan mijn keuken. Ze zijn persoonlijk, warm, goed gevuld en pretentieloos, wars van premièrestatussen en competities. Mijn meest helse cinema-ervaringen waren competitieprogramma’s! Terwijl een aantal van mijn beste ervaringen “artist-in-focus”-programma’s waren, waar je gaat zitten, de tijd neemt en echt iemands werk leert kennen. Je raakt vertrouwd met hun pad, leven en politiek en je vangt een glimp op van de werken die hen gevormd hebben – vroegere, misschien minder bekende werken van henzelf of door hen gekozen werken van anderen. Wat een feest! Op het Courtisane festival in Gent heb ik dat in de loop der jaren mogen meemaken met figuren als Annik Leroy, Michel Khleifi en Alia Syed, bijvoorbeeld. Courtisane, met name, biedt een zorgvuldig gecureerde ervaring en behapbare omvang zodat je dicht bij de makers kunt komen en misschien zelfs samen het brood kunt breken!

Waarschijnlijk vormt het Courtisane festival het echte hoogtepunt van mijn filmkalender. En ik heb er meer vrouwen ontmoet die films maken (of toch hun films gezien) dan in eender welke andere cinema: Anouk De Clercq, Ana Vaz, Beatrice Gibson, Chantal Akerman, Chloë Delanghe, Christina Stuhlberger, Deborah Stratman, Els Opsomer, Eva Giolo, Fairuz Ghammam, Jayne Parker, Jeanette Muñoz, Joyce Wieland, Laida Lerxundi, Laure Provost, Lis Rhodes, Lizzie Borden, Manon de Boer, Mary Jiménez, Narcisca Hirsch, Stephanie Beroes, Ute Aurand, Vivienne Dick, Vanalyne Green, ... Zoveel invloeden en beïnvloeders.

(5) News from Home (Chantal Akerman, 1977)(6) News from Home (Chantal Akerman, 1977)

Het werk en de makers die je noemt bakenen een duidelijk veld af. Aan de ene kant is er een duidelijke voorkeur voor werk op het snijvlak van beeldende kunst en cinema, aan de andere kant is er ook een voorkeur voor vrouwelijke filmmakers die op een heel eigen manier hun eigen filmische ruimte hebben opgebouwd. Wat spreekt je zo aan in dit werk?

Wat een bom van een vraag! Omdat ze zo enorm is. Het zijn onderwerpen waarover ik hele pagina’s zou kunnen volschrijven. Bij gebrek aan ruimte kan ik hier niet ingaan op de praktijk van elke filmmaker. Maar ik kan hun praktijken evenmin homogeniseren door één makkelijk antwoord uit te typen. Ik zal mijn best doen om een zeer subjectieve lezing te geven van dit “soort werken” en te zeggen waarom de geciteerde makers mij aanspreken.

Ik zal eerst zeggen hoe het komt dat ik me tot dergelijke filmmakers aangetrokken voel. Het meest directe antwoord daarop is de kunstacademie. Ik heb het voorrecht gehad om te studeren bij verschillende vrouwelijke kunstenaars die ik bewonder (Aglaia Konrad, Anne Daems, Dorit Margreiter, Sasha Pirker, Marion Porten en Anouk De Clercq) en ook bij een paar mannen (de coördinator van Courtisane, Pieter-Paul Mortier, was een geweldige filminfluencer om in de buurt te hebben). Zonder twijfel hebben deze kunstenaars mij gevormd en mij films laten zien die niet voorhanden waren: bewegend beeld afgeleid van beeldende kunst. Ik ben hun daarvoor veel dank verschuldigd.

Wat betreft de specifieke makers tot wie ik me aangetrokken voel, is er sprake van een bepaalde gevoeligheid die misschien eerder politiek dan esthetisch is. In de look of feel van een film voel ik me aangetrokken tot diegenen die hun eigen ritme vinden, die me beroeren en chaos veroorzaken of die wat troost bieden. Soms vind ik troost in de meest wrede verhalen, precies omdat iemand de moed heeft gehad om ze te vertellen. Ik denk bijvoorbeeld aan Why I Never Became a Dancer (1995) van Tracey Emin of aan Blue (1993) van Jarman. Werken die je in zekere zin pijn doen en je voor altijd bijblijven. Ik vind ook troost in stille ruimtes, niet-vertelde ruimtes, in paden geplaveid met beeld of geluid – ik denk aan Il Cretto (2018) van Aglaia Konrad, 10th of November (2008) van Els Opsomer of Hanging Upside Down in the Branches (2009) van Ute Aurand. En ik beleef veel plezier aan gestructureerde en toch poëtische werken die spelen met de vertelling zelf; het soort films dat me meesleept in woorden of beelden en me daarna aanzet tot decodering en verwerking bij een eventuele tweede visie: Illinois Parables van Deborah Stratman, This Door, This Window van Alex Reynolds, of News from Home (1974) van Chantal Akerman – mijn absolute lievelingsfilm van haar hand. En ik ben zeer onder de indruk van en vol ontzag voor de langspeelfilms van Lucrecia Martel, Nina Menkes, Kelly Reichardt, ... Ze geven me zin om groots te dromen. Maar er is ook Margaret Taits erfenis, om me eraan te herinneren dat grootte er niet toe doet.

De avondklok, lockdown en quarantaine hebben de festivalervaring voorlopig opgeschort en een ander kijkregime opgelegd. We ontwikkelen nieuwe schermgewoonten. We kijken op andere uren, met een andere tijdsduur, misschien zelfs naar andere dingen.

Hoewel ik me over het algemeen terugtrek in mijn pandemiecocon, worden mijn dagen bepaald door gewerkte uren en geleid door fysiologische behoeften. Om open ruimtes te bezoeken, ben ik in verschillende vormen van bewegend beeld gedoken. Mijn filmkeuzes bevinden zich aan de twee uiteinden van het spectrum: kortfilms of films die meer dan drie uur duren (zoals het monumentale Milestones van Robert Kramer of The Year of Discovery van Luis López Carrasco). Ik moet toegeven dat ik de neiging heb om longreads in korte of middellange films te splitsen en de delen vervolgens op opeenvolgende avonden te bekijken. Iets wat in een bioscoop niet zou kunnen. Over het algemeen vind ik steun en voedsel in succulente fragmenten van ideeën, bekentenissen en realiteiten.

Opnieuw duikt de link met YouTube op: je knipt lange films in korte clips en fragmenten in sync met je dagelijks leven.

Fragmentatie is tegenwoordig inderdaad mijn vorm van troost. Het komt ook terug in mijn lectuur van de laatste tijd, schipperend tussen Moyra Daveys Index Cards, Bernadette Mayers The Desires of Mothers to Please Others in Letters en CAConrads A Beautiful Marsupial Afternoon – New (Soma)tics. Van aantekeningen over het schrijven of anekdotes over het creatieve proces tot poëtisch proza over het dagelijks leven en gedichten die naar de kosmos reiken, het zijn allemaal korte en onvervalste treffers. Woorden als wapens om te overleven, om met me mee te dragen tijdens mijn dag.

Hebben er zich nog andere nieuwe kijkgewoonten ontwikkeld in deze periode?

Wel, er was die nieuwe notie van live – online – screenings tijdens de eerste golf. Hebben jullie deelgenomen aan dat soort lezingen of evenementen? Via Facebook heb ik een aantal van de online lezingen van LUX over bewegendebeeldenpraktijken bijgewoond. Ik heb vertegenwoordigers van het WANDA-collectief zien spreken op het Filmfestival van Gent. Ik heb een rave bijgewoond die georganiseerd werd door Dagvorm Cinema. En ik heb ook een aantal van de Tuesday Talks van Kunstenpunt/Flanders Arts Institute bij mij in de keuken aan tafel op bezoek gehad. Het grappige aan deze ervaringen is het fenomeen “samen kijken”, zoals in de cinema! Soms zie je mensen die je kent meedoen aan de online screening, je ziet ze reageren met hartjes, smileys, duimpjes omhoog of omlaag die over je scherm vliegen, en je kunt iedereen een bericht sturen terwijl je kijkt. Oké, het is niet dat ik al die functies gebruik, maar, hoe cynisch ik ook wil zijn over het hele platform, ik beleef er van tijd tot tijd wel plezier aan, vooral door de inhoud die wordt gedeeld.

Een nieuw kijkplatform waar ik erg enthousiast over ben is Another Screen, van de makers van het feministische filmtijdschrift Another Gaze. Dat is nog eens een programma om in de gaten te houden!

En waar is Jordi wanneer je je tijd virtueel elders doorbrengt? Want toegewijd toeschouwerschap verdraagt zeker ook gezelschap, mits er ruimte is voor onderhandeling. Met andere woorden: wie heeft bij jullie de afstandsbediening vast?

Oh, Jordi is nooit ver weg! Maar hij heeft waarschijnlijk zijn eigen koptelefoon op, luisterend naar muziek of een podcast. Als we samen iets kijken, heb ik meestal de afstandsbediening vast. Maar dat heeft te maken met het volume. Voor mij mag het volume altijd een tikje harder. Ik wil het gevoel hebben dat ik me in het geluidslandschap bevind. En ik raak erg gefrustreerd als ik dingen niet fatsoenlijk hoor, dus ik kijk ook vaak met ondertiteling. Ik kan sowieso niet zappen met de afstandsbediening, want we hebben geen tv-abonnement. Als het om online materiaal gaat en over wie de baas is over de “muismat”, dan moet ik toegeven dat ik toch de dominante ben. Maar ik ben er gewoon sneller in dan hij!

En hoe worden de onderhandelingen gevoerd over wat er gekeken zal worden?

Ik zou zeggen dat we vaak verschillende kijkprioriteiten hebben. Voor mij is het vaak werkgerelateerd. Ik ben dan nog steeds aan het werken, onderzoek aan het doen, aan het netwerken – mijn aandacht “belegerd”, zoals Franco “Bifo” Berardi het zou zeggen. Jordi’s werk is muziek. Voor hem is kijktijd pure ontspanning en vermaak. Hij is niet van plan ermee te wedijveren of erover te schrijven, tenzij er jazz in voorkomt. Behalve voetbal en praten over voetbal gaat hij over het algemeen mee in mijn flow als we samen kijken. Onlangs keken we samen online naar (een deel van) The Year of Discovery bij Berwick (dat ik in drie kijksessies had opgedeeld), Stephanie Beroes’ Recital en Valley Fever, beide via LUX online, en Milestones (deel 1 en deel 4, volgens mijn eigen opdeling). Maar hij paste voor een avondje met zoveel Laida Lertxundi-films als ik te pakken kon krijgen, en ging voor zijn eigen schermtijd bij een online concert. Geen onderhandeling nodig. We genieten van de tijd die we alleen doorbrengen zonder enig compromis!

Als ik weg ben of het druk heb, kijkt hij naar Extra Time of Brooklyn 99 of Bojack Horseman. Als hij de andere kant opkijkt, kijk ik gewoonlijk iets waarvan ik weet dat hij het niet zou missen: een lezing van Anne Carson, een kunstenaarsfilm die op mijn lijst staat, een of ander Brits drama of iets vreselijks dat hij zou haten, zoals een Amerikaanse ziekenhuisserie. Dan zou ik het huis wel voor mezelf hebben! Dat soort werk brengt me in een emotionele staat waar Jordi niet per se deel van wil uitmaken. Sentimentaliteiten als ER of Grey’s Anatomy brengen me in contact met mijn emoties, die ik niet vaak laat zien. Jordi heeft daarentegen niet veel nodig om zijn gevoelens te tonen! Zijn emoties worden gemakkelijk opgewekt door woorden die hem raken, iets wat voor mijn ietwat koel-Britse gevoeligheid aanvoelt als “bij de minste aanleiding”. Ik heb de hele rimram nodig om me op gang te krijgen: het sappige verhaal, de muziek, stijlfiguren die verwijzen naar een leven vol gas of de dood – dingen van het alles-of-nietssoort. Ik weet dat ik bespeeld word, maar dat is waarvoor ik teken als ik op play druk: iets anders voelen dan wat ik voel bij de horror die ik elke dag op de radio hoor en waarbij ik me machteloos voel en niet het recht voel om te huilen. De kunstwerken en lezingen delen we. Maar Jordi kan niet altijd hetzelfde enthousiasme opbrengen voor mijn keuzes: en dat is wat ik absoluut eis. Als ik hem iets voorleg waarvan ik denk dat ik niet zonder kan en hij haalt zijn schouders op – dat zou best kunnen leiden tot existentiële vragen over onze relatie! Ik overdrijf natuurlijk. Maar het is het niet waard. Hoe dan ook heeft hij zijn eigen interessante mensen om naar te luisteren.

Als hij de weg wijst, brengt hij me naar plekken via voor mij ongebaande wegen, zoals streamingavonden van het Brussels Jazz Festival in Flagey of middagen op het WK Veldrijden. En wanneer het leven op zijn mooist is, als ik me kan ontspannen en mijn gedachten kan verzetten, kijken we films of series op VRT.NU, MUBI, DAFilms, Netflix of op DVD. We genieten van middle-of-the-road detective- of misdaadseries (liefst niet te bloederig). Dingen als The Wire, Top Boy, Spiral, Undercover, How to Get Away with Murder, The Bridge, The Fall, ... We houden ook van populaire hedendaagse drama’s: Little Fires Everywhere, Big Little Lies, The Good Wife, The Good Fight, De twaalf, NARCOS, ... Of documentairereeksen of -films, zoals The Last Dance, Pretend It’s a City, Hillary, Becoming, ... We kunnen beiden gemakkelijk in dit soort dingen verdwijnen. Ze zijn niet veeleisend qua tijdsduur, ruwweg tussen de 40 minuten en een uur. Na één aflevering ben je al tevreden met je bezoek aan een andere wereld. Twee afleveringen na elkaar is steeds weer een verleidelijk vooruitzicht, en uiterst bevredigend om aan toe te geven! Maar dan vallen we waarschijnlijk in duigen – of zijn we zo opgewonden dat we achteraf niet kunnen slapen. Ik zou nog wel kunnen doorbijten en mijn brandende ogen negeren, maar hij is eerder terughoudend. Wat van hem een gezonde kijkpartner maakt. Het meeste is te vinden op Netflix en zo, dus het ziet er allemaal vrij homogeen uit qua productie: glad, glimmend, gestroomlijnd en vaak boordevol actie. Vol drama en spanning. Een nogal omstreden kijktechniek om de adrenalinepiek tegen te gaan is mijn drang om als het spannend wordt de tijdlijn te checken. Ik weet wie de schuldige is of hoe een drama zal eindigen door te kijken waar we zitten in de film of aflevering en te rekenen. Hij heeft er een hekel aan! Dus in zijn gezelschap probeer ik me in te houden.

(7) No Sex Last Night (Sophie Calle & Greg Shephard, 1996) (8) No Sex Last Night (Sophie Calle & Greg Shephard, 1996)

Zit er iets in de brede waaier die via verschillende kanalen en op verschillende platforms beschikbaar is – en waar je duidelijk goed gebruik van maakt – dat je vermijdt of waarnaar je weigert te kijken?

Over het algemeen probeer ik reality-tv te vermijden: Big Brother, Strictly Come Dancing, The Great British Bake Off, The Antiques Road Show – dat soort dingen. Ik vind die programma’s moeilijk te verdragen. Hetgeen betekent dat ik waarschijnlijk nooit zal leren walsen of mooie taarten bakken of zo. En daar heb ik vrede mee. Misschien gaat het in deze afwijzing in ruimere zin om een gebrek aan een band met “de mensen” [“folks”], zoals Obama zou zeggen. Maar, nogmaals, geen tv hebben is een groot verschil. Ik stoot niet toevallig op dit soort zaken. Ze zijn geen deel van het achtergrondgeluid. Ik zou er al naar moeten zoeken en mijn doel is net om er aan te ontsnappen. Ik heb ook geen enkele affiniteit met dingen die je geacht wordt meer dan eens per week te kijken. Soaps, bijvoorbeeld, zijn in deze fase van mijn leven irrelevant. Als kind keek ik naar Australische soaps als Neighbours of Home & Away waarin niet echt veel gebeurt. Je moet jaren aan een stuk een half uur per dag kijken voordat de romance tussen het buurmeisje en de buurjongen enige vorm aanneemt, laat staan dat er gekust wordt. Dus je raakt geïrriteerd en geeft het uiteindelijk op. Sappigere soaps als Eastenders mochten we als kind nooit kijken. Dat maakte de serie aantrekkelijker en af en toe keek ik stiekem een paar afleveringen. Maar het is nooit een gewoonte geworden en de interesse verwaterde al snel. Ik weet niet of er in België soaps bestaan die te vergelijken zijn met Eastenders of Coronation Street? Een aflevering of twee zou ik kunnen uitzitten, uit nieuwsgierigheid, maar dan zou ik mijn onafhankelijkheid weer terug willen.

Dus je wil een zekere autonomie behouden, zonder vaste afspraken?

Ik wil mijn vrijheid behouden, ja. En mijn tijd! Het past niet in mijn huidige activiteiten om bezig te zijn met vaste tijdstippen voor programma’s die ik volstrekt onaantrekkelijk vind.

Dus ook als professioneel kijker, bijvoorbeeld, ben je niet geïnteresseerd in die populaire vormen? Wat vind je zo afstotelijk aan deze programma’s?

Het is niet dat ik ze afstotelijk vind. Bij reality-tv hangt het er natuurlijk van af hoe mensen worden afgebeeld: of ze uitgebuit lijken of de touwtjes in handen hebben. Over het algemeen vind ik het gewoon niet interessant om te zien hoe mensen wedstrijden proberen te winnen. Ik begrijp dat het fascinerend is om te zien hoe de gewone man of de underdog zijn dromen verwezenlijkt: de volgende Voice of Master Chef van het land worden, een auto of een gezinsvakantie winnen. Het is gewoon niet waar ik inspiratie of vermaak zoek. Ik heb vrienden die kunstwerken maken over populaire cultuur en het is leuk om hun gezoem te horen over wie de volgende dragqueen wordt of wat Britney nu weer op Tik Tok heeft gedaan, enzovoort. Maar het volstaat voor mij om die momenten indirect te beleven en van hun enthousiasme te genieten.

Ik moet wel zeggen dat het veel interessanter is om dit soort shows – soaps en reality-tv – in het buitenland te zien. Dan valt er veel meer te leren en observeren, nieuwsoortige manieren van uitdrukken, van het laagje vernis tot de taal van het volk. Ik hoef niet online te gaan of de televisie aan te zetten om ambitieuze Britse mensen uit de arbeidersklasse te ontmoeten. Het is waar ik vandaan kom. En soms ben ik gewoon op zoek naar escapisme.

We kunnen dus afleiden dat je geen tv-persoon bent?

Ik heb gewoon niet veel tijd voor tv, dus ik heb geen tv-abonnement. Ik heb niet het gevoel dat ik veel mis – hoewel mijn moeder het voortdurend heeft over dingen op BBC iPlayer, waardoor ik soms toch dat gevoel krijg. Maar ik heb het gevoel dat ik niet eens genoeg tijd heb om mijn VOD-abonnementen optimaal te benutten.

Toen ik jonger was, was ik selectief in wat ik keek – uit noodzaak, wel te verstaan. Voor het grootste deel van mijn leven was er maar één tv in huis. Dus tussen school en het massieve primetimeblok – onderbroken door de obligate nieuwsmarathon BBC Six O’Clock News, dan Reporting Scotland, gevolgd door de sprong naar Channel 4 voor een uur Channel 4 News – was er niet veel tijd. Maar als ik de kans kreeg, als tiener, was ik helemaal mee met allerlei tv-drama’s: Heartbreak High, My So-Called Life, Party of Five, The Sopranos, Six Feet Under, ... Waar ik soms voor moest vechten, tegen nog meer nieuws of satirische programma’s! Hoe dan ook, ik gaf het worstelen voor de afstandsbediening op toen ik een jaar of zestien was door mijn zeer drukke sociale agenda en eigen maatschappelijke drama’s. En daarna liet ik die lompe, grote zwarte kijkdoos achter me, gewoon omdat ik jaren aan een stuk onderweg was.

Pas toen ik een jaar of 25 was, begon ik terug tv te kijken, op aandringen van mijn polyglottische Italiaanse huisgenoot in Amsterdam en mijn verlangen om Nederlands te leren. Om educatieve redenen stelde hij voor samen reality-tv te kijken! Samen keken we naar een heleboel programma’s van het type “So You Think You Can...” koken, dansen of daten. Achteraf gezien moet ik zeggen dat hij een punt had: televisie hielp me om de taal en haar toonaarden als een spons te absorberen. Het hielp me om vertrouwd te raken met alledaagse uitdrukkingen en stuurde me de straat op met de juiste intonatie om “Ja, hoor”, “Wat zeg je nou?” of “Geweldig!” aan te durven. Ik heb mijn NT2-certificaat behaald en daarna Nederland achtergelaten voor Mexico – wat mijn Nederlandse taalvaardigheid natuurlijk niet ten goede kwam – en daar had ik geen tijd voor tv. Ik heb Nederland in ieder geval wel verlaten met een gevoel voor de samenleving buiten Amsterdam, het leven in andere kringen, en met een solide basis van gebruikelijke uitdrukkingen.

Deed je hetzelfde toen je naar België verhuisde – de tv als een leermiddel gebruiken?

Toen ik in 2012 voor mijn studies naar België verhuisde, moest ik moeite doen om afgestemd te raken op en me in te leven in de Vlaamse accenten, het gemompel en de zachte binnenmondse kwinkslagen, heel anders dan het uitgesproken, welomlijnde, decibels luidere Nederlands dat ik gewend was. Ik keek een hele hoop films als De helaasheid der dingen, Rundskop, The Broken Circle Breakdown, ... En daarna series online: Het eiland, Code 37, ... Maar toen was ik al meer met de taal in aanraking gekomen. Al mijn theorielessen waren in het Nederlands, ik had klasgenoten uit heel Vlaanderen die mijn dialectgevoel verruimden en Jordi’s familie uit Merksem om mijn vooruitgang bij elke familiebijeenkomst te testen. In België hoefde ik me dus niet met reality-tv in te laten. Ik was mijn eigen reality shock aan het beleven.

Tot slot, herinner jij je jouw eerste filmvoorstelling in de bioscoop?

Mijn eerste keer... Dat was Disneys Beauty and the Beast (1991). Mijn broer en ik waren door onze benedenbuurvrouw en haar zoon – met hun droomverzameling Disney-video’s waar ik het eerder over had – uitgenodigd om mee naar de bioscoop te gaan. Het was een avondvoorstelling, de première, en meteen ook de opening van de plaatselijke bioscoop, die was teruggekocht, gerenoveerd en een nieuwe naam had gekregen. Het was volledig uitverkocht. Ik kan me niet veel details herinneren van de setting, behalve het geroezemoes van een volle zaal en het wegzakken in het donker dat vervolgens verlicht werd door een explosie van licht en kleur. Wat zich voor mijn ogen ontvouwde was simpelweg verbazingwekkend: een zingende en dansende kandelaar, klok en kast!

Op die leeftijd was Belle voor mij een soort feministisch icoon. Ze was slim, mooi, vriendelijk, sterk en onbevreesd. In de liefde verkoos ze literatuur en hersens boven spierkracht. Ze was niet geïnteresseerd in de lokale knapperd Gaston en in het idee zijn “vrouw” te worden, zijn maaltijden te koken, zijn sokken te stoppen en zijn baby’s te baren. Ze hoefde niet door een man gered te worden! Echt niet. Zij was degene die anderen redde (haar vader, het zogenaamde beest en, ja hoor, haar prins). Ze wilde ware liefde en avontuur, zelfs als dat betekende dat ze voor iemand viel die er uiterlijk niet aantrekkelijk uitzag. Op de een of andere manier ontging het mij compleet dat ze gevangen werd gehouden door haar geliefde. Het feit dat ze voor hem viel is wat men het stockholmsyndroom noemt, toch? Dat is zeker een van de grootste punten van kritiek op de film. Dat, plus een aantal kwesties die met klasse en dwangarbeid te maken hebben, en waarschijnlijk nog veel meer.

Maar de “prinsessencultuur” was in mijn tijd helemaal in. Zelfs al voor Belle, zeker al voor ik me kan herinneren. Mijn moeder herinnert me eraan dat ik haar altijd vroeg of ik een echte prinses was of slechts een denkbeeldige prinses. Natuurlijk liet ze me geloven dat ik een echte prinses was, ook al woonde ik in een sociale flat aan de verkeerde kant van de stad. Voor mij was mijn geheime prinsessenstatuut een manier om te weten dat ik veel meer verdiende dan mijn simpele bestaan. En dankzij figuren als mijn moeder wist ik dat je niet moet afwachten en hopen om gered te worden. Je moet erop uit gaan om je geluk te zoeken. Wat dat ook moge zijn.

Ik denk dat alle meisjes – en jongens, wat dat betreft – verhalen nodig hebben over vrouwelijke protagonisten die moedig het onbekende tegemoet gaan, hun angsten, demonen of monsters (liefst niet van het griezelige, seksuele, roofdierachtige soort) tegemoet treden en uitdagingen succesvol aangaan op eigen kracht, met hun eigen magie. Die magie mag niet afhangen van de vraag of ze een man voor zich kunnen winnen. Ik heb drie jonge nichtjes (van twee, vier en zes) die ik regelmatig verhalen stuur over vrouwen die wetenschapper, artiest of muzikant worden (een geweldige reeks boeken genaamd Little People, Big Dreams) in plaats van verhalen over meisjes die hun persoonlijke ambities of carrières opgeven om in paleizen te gaan wonen. Voorbeelden uit het echte leven van empowering vrouwen komen in alle soorten en maten, alle nationaliteiten, alle huidskleuren, alle talen, en we moeten ervoor zorgen dat rolmodellen niet langer worden afgebeeld als zwijgende prototypische poppen met de “allerblauwste ogen”.

(9) Beauty and the Beast (Gary Trousdale & Kirk Wise, 1991)

Titellijst

Beauty and the Beast (Gary Trousdale & Kirk Wise, 1991)

Inspector Morse (Colin Dexter, 1987-2000)

A Touch of Frost (R. D. Wingfield, 1992-2010)

Poirot (Clive Exton a.o., 1989–2013)

Absolutely Fabulous (Jennifer Saunders & Dawn French, 1992-2012)

Lecture 1: The River | Laurie Anderson: Spending the War Without You (Norton Lectures, Mahindra Humanities Center, Harvard, 10 February 2021)

No Sex Last Night (Sophie Calle & Greg Shephard, 1996)

One (2019, Anouk De Clercq)

Helga Humming (2020, Anouk De Clercq)

Terrain-Privé (reworked for Studio S) (Gilles Hellemans, 2019)

Evil.11 (The Katrina Debacle) (Tony Cokes, 2010)

The Queen is Dead … Fragment 2 (Tony Cokes, 2019)

Evil.16. (Torture Musik) (Tony Cokes, 2009-2011)

Tony Cokes: To Live as Equals | Conversation Tony Cokes and Irit Rogoff (BAK, 2020)

Kodwo Eshun: Mark Fisher Memorial Lecture (Goldsmiths, University of London, 19 January 2018)

Love is the Message, the Message is Death (Arthur Jafa, 2016)

Because We Are Visual (Olivia Rochette & Gerard-Jan Claes, 2010)

Sister Act (Emile Ardolino, 1992)

The Addams Family (Barry Sonnenfeld, 1991)

Edward Scissorhands (Tim Burton, 1990)

Wayne’s World (Penelope Spheeris, 1992)

Romeo + Juliet (Baz Luhrmann, 1996)

Vers la mer (Annik Leroy, 1999)

In der Dämmerstunde Berlin de l’aube à la nuit (Annik Leroy, 1980)

I Hope I’m Loud When I’m Dead (Beatrice Gibson, 2018)

Saddle Sores (Vanalyne Green, 1999)

Fertile Memory (Michel Khleifi, 1980)

Ma’loul Celebrates Its Destruction (Michel Khleifi, 1984)

Watershed (Alia Syed, 1994)

Unfolding (Alia Syed, 1988)

Swan (Alia Syed, 1986)

Light Reading (Lis Rhodes, 1978)

Fatima’s Letter (Alia Syed, 1992)

Wallpaper (Alia Syed, 2018)

Oumoun (Fairuz Ghammam, 2017)

The Oblique (Jayne Parker, 2018)

Solidarity (Joyce Wieland, 1973)

Wantee (Laure Provost, 2013)

Demien’s Face (Chloë Delanghe, 2014)

Face Deal (Mary Jiménez, 2014)

Come Out (Narcisa Hirsch, 1971)

Guerrillere Talks (Vivienne Dick, 1978)

Shattered (Eva Giolo, 2014)

Why I Never Became a Dancer (Tracey Emin, 1995)

Blue (Derek Jarman, 1993)

Il Cretto (Aglaia Konrad, 2018)

10th of November (Els Opsomer, 2008)

Hanging Upside Down in the Branches (Ute Aurand, 2009)

Illinois Parables (Deborah Stratman, 2016)

Esta puerta, esta ventana [This Door, This Window] (Alex Reynolds, 2017)

News from Home (Chantal Akerman, 1974)

Margaret Tait, selected films 1952 – 1976: Aerial (LUX, 2006)

5 Year Diary (part 1), Magazine Mouth (Anne Charlotte Robertson, 1983)

Wenn du eine Rose siehst/When You See a Rose (Renate Sami, 1995)

Envío for Helga Fanderl (Jeanette Muñoz, 2010)

Leopard (Helga Fanderl, 2012)

Autoficción (Laida Lertxundi, 2020)

Occidente (Ana Vaz, 2014)

Queen of Diamonds (Nina Menkes, 1991)

50 Minutes (Moyra Davey, 2006)

La Mujer Sin Cabeza (Lucrecia Martel, 2008)

Certain Women (Kelly Reichardt, 2016)

Milestones (John Douglas & Robert Kramer, 1976)

El año del descubrimiento [The Year of the Discovery] (Luis López Carrasco, 2020)

Recital (Stephanie Beroes, 1978)

Valley Fever (Stephanie Beroes,1979)

Extra Time (VRT, 2009–)

Brooklyn Nine-Nine (Dan Goor & Michael Schur, 2013–2022)

BoJack Horseman (Raphael Bob-Waksberg, 2014–2020)

ER (Michael Crichton, 1994-2009)

Grey’s Anatomy (Shonda Rhimes, 2005–)

The Wire (David Simon, 2002–2008)

Top Boy (Ronan Bennett, 2011)

Spiral/Engrenages (Alexandra Clert, Guy-Patrick Sainderichin, 2005–2020)

Undercover (De Mensen, 2019–)

How to Get Away with Murder (Peter Nowalk, 2014-2019)

The Bridge (Hans Rosenfeldt, 2011-2018)

The Fall (Allan Cubitt, 2013-2016)

Little Fires Everywhere (Liz Tigelaar, 2020)

Big Little Lies (David E. Kelley, 2017-2019)

The Good Wife (Robert King & Michelle King, 2009-2016)

The Good Fight (Robert King, Michelle King & Phil Alden Robinson, 2017–)

De twaalf (Sanne Nuyens & Bert Van Dael, 2019)

NARCOS (Chris Brancato, Carlo Bernard & Doug Miro, 2015-2017)

The Last Dance (Jason Hehir, 2020)

Pretend It’s a City (Martin Scorsese, 2021)

Hillary (Nanette Burstein, 2020)

Becoming (Nadia Hallgren, 2020)

Neighbours (Reg Watson, 1985–)

Home & Away (Alan Bateman, 1988–)

Eastenders (Julia Smith & Tony Holland, 1985–)

Coronation Street (Tony Warren, 1960–)

BBC Six O’Clock News (BBC News, 1984–)

Reporting Scotland (BBC Scotland, 1968–)

Heartbreak High (Michael Jenkins & Ben Gannon, 1994-1999)

My So-Called Life (Winnie Holzman, 1994-1995)

Party of Five (Christopher Keyser & Amy Lippman, 1994-2000)

The Sopranos (David Chase, 1999-2007)

Six Feet Under (Alan Ball, 2001-2005)

De helaasheid der dingen (Felix Van Groeningen, 2009)

Rundskop (Michaël R. Roskam, 2011)

The Broken Circle Breakdown (Felix van Groeningen, 2011)

Het eiland (Jan Eelen, 2004-2005)

Code 37 (VTM, 2009-2012)

Beelden (1) en (2) uit Absolutely Fabulous (Jennifer Saunders & Dawn French, 1992-2012)

Beelden (3) en (4) uit Because We Are Visual (Olivia Rochette & Gerard-Jan Claes, 2010)

Beelden (5) en (6) uit News from Home (Chantal Akerman, 1977)

Beelden (7) en (8) uit No Sex Last Night (Sophie Calle & Greg Shephard, 1996)

Beeld (9) uit Beauty and the Beast (Gary Trousdale & Kirk Wise, 1991)

CONVERSATION
07.07.2021
NL EN
In Passage, Sabzian invites film critics, authors, filmmakers and spectators to send a text or fragment on cinema that left a lasting impression.
Pour Passage, Sabzian demande à des critiques de cinéma, auteurs, cinéastes et spectateurs un texte ou un fragment qui les a marqués.
In Passage vraagt Sabzian filmcritici, auteurs, filmmakers en toeschouwers naar een tekst of een fragment dat ooit een blijvende indruk op hen achterliet.
The Prisma section is a series of short reflections on cinema. A Prisma always has the same length – exactly 2000 characters – and is accompanied by one image. It is a short-distance exercise, a miniature text in which one detail or element is refracted into the spectrum of a larger idea or observation.
La rubrique Prisma est une série de courtes réflexions sur le cinéma. Tous les Prisma ont la même longueur – exactement 2000 caractères – et sont accompagnés d'une seule image. Exercices à courte distance, les Prisma consistent en un texte miniature dans lequel un détail ou élément se détache du spectre d'une penséée ou observation plus large.
De Prisma-rubriek is een reeks korte reflecties over cinema. Een Prisma heeft altijd dezelfde lengte – precies 2000 tekens – en wordt begeleid door één beeld. Een Prisma is een oefening op de korte afstand, een miniatuurtekst waarin één detail of element in het spectrum van een grotere gedachte of observatie breekt.
Jacques Tati once said, “I want the film to start the moment you leave the cinema.” A film fixes itself in your movements and your way of looking at things. After a Chaplin film, you catch yourself doing clumsy jumps, after a Rohmer it’s always summer, and the ghost of Akerman undeniably haunts the kitchen. In this feature, a Sabzian editor takes a film outside and discovers cross-connections between cinema and life.
Jacques Tati once said, “I want the film to start the moment you leave the cinema.” A film fixes itself in your movements and your way of looking at things. After a Chaplin film, you catch yourself doing clumsy jumps, after a Rohmer it’s always summer, and the ghost of Akerman undeniably haunts the kitchen. In this feature, a Sabzian editor takes a film outside and discovers cross-connections between cinema and life.
Jacques Tati zei ooit: “Ik wil dat de film begint op het moment dat je de cinemazaal verlaat.” Een film zet zich vast in je bewegingen en je manier van kijken. Na een film van Chaplin betrap je jezelf op klungelige sprongen, na een Rohmer is het altijd zomer en de geest van Chantal Akerman waart onomstotelijk rond in de keuken. In deze rubriek neemt een Sabzian-redactielid een film mee naar buiten en ontwaart kruisverbindingen tussen cinema en leven.