← Part of the Collection:

Casta Diva

Introductie door Gerard-Jan Claes

In 1982, op veertigjarige leeftijd, debuteerde de Belgische filmcriticus/docent/academicus/televisieproducent en -programmator Eric de Kuyper met Casta Diva, een film die internationaal meteen werd opgemerkt. De film ging in première op het festival van Hyères en De Kuyper mocht er uit handen van Joris Ivens ook meteen de eerste prijs in ontvangst nemen. Daarna maakte de film nog een rondreis langs verschillende festivals zoals Rotterdam en Montréal. In Casta Diva worden in een reeks lange shots mannen geobserveerd die in real time eenvoudige taken uitvoeren, terwijl op de soundtrack fragmenten uit opera’s te horen zijn. Casta Diva is een film die zich moeilijk laat vertellen. Niet te vatten in de klassieke formats van “synopsis”, “treatment” of “scenario” moest De Kuyper toch iets op papier zetten om subsidies aan te vragen bij het Nederlands filmfonds (de Kuyper was toen vooral actief in Nederland als docent aan de Universiteit van Nijmegen en zou er ook zijn volgende films maken). De tekst hieronder is die toelichting voor het fonds en werd ook gegepubliceerd in het eerste nummer van Versus, het Nederlandstalig filmtijdschrift dat hij mee leidde en oprichtte. In dat nummer wordt schrijven “voor” film onder de loep genomen aan de hand van het werk van Chantal Akerman, Robert Bresson en Eric de Kuyper zelf. “Voor” film wordt hier zowel in de dienende (het schrijven dat de uiteindelijke film voorbereidt) als in de temporele betekenis (het schrijven dat de film voorafgaat) behandeld. In zijn tekst gaat De Kuyper de confrontatie aan met de problematiek van dat schrijven zelf. Een film, het resultaat van beelden en klanken, van lichamen en blikken, kan uiteindelijk niet beschreven of geschreven worden. Dat leidt tot een tekst waarin de filmmaker twee dingen doet: zich verantwoorden voor zijn fascinatie en het werk zelf in bescherming nemen tegen een verwaterende lezing. In het redactioneel dat het nummer opent, benadrukt De Kuyper dat het niet gaat om een “evocering van het beeld door het woord”, maar om een “omschrijving van een problematiek, die tegelijk een strategische (rechtvaardigende) formulering van een fascinatie en een passie is”. Een tekst die met andere woorden weigert de film te “vertolken”, maar in de eerste plaats de beelden van Casta Diva in bescherming neemt “tegen een anekdotische en vervlakkende interpretatie, die altijd het beeld tracht te onvluchten door het in functie van een verhaal te willen zien. Een omschrijving, voorafgaand aan het beeld, die alle zeggingskracht aan het beeld wil laten.” De Kuyper benadrukt dat zijn afwijzing van het klassieke scenario functioneel moet worden bekeken. De ambitie om de ideeën zo helder mogelijk op te tekenen heeft uiteindelijk als doel om de omschreven fascinatie in al haar kracht en complexiteit in het werk zelf te laten schitteren.

Gerard-Jan Claes

(1) Casta Diva (Eric de Kuyper, 1982)

Deze tekst werd, aangevuld met foto’s, korte beschrijvingen van de te filmen sequensen, schetsen en een bandje met de muziekfragmenten voorgelegd aan de CRM-kommissie ter verkrijging van subsidie voor het maken van Casta Diva. Dat er uiteindelijk in ons systeem, voor het maken van een film toch steeds een geschreven (en ook gesproken!) tekst vooraf dient te gaan, geargumenteerd dient te worden met “woorden” en niet met “beelden”, illustreert ook deze tekst.

 

Verantwoording I – Thema

Wat in andere films als “onbelangrijk”, “triviaal” afgedaan wordt, is het echte onderwerp van deze film.

Het is een studie in het observeren van gebaren, bewegingen en gedrag van mannen. Geen mannen onder elkaar. Wél mannen geconfronteerd met zichzelf, met hun eigen lichaam, hun eigen lichamelijkheid.

In deze film dus geen verhoudingen tussen figuren onderling, tussen personages. Slechts deze ene verhouding: lichamen in een ruimte. Ieder personage aangewezen op zichzelf, op zijn eigen lichaam.

In feite, en zo men wil, het mannelijk narcisme. Maar dan zonder estheticisme. Bruutweg opgevangen in de dagelijkse omgeving.

Die eenzaamheid wordt soms onderbroken door een blik naar de camera, of tot wie er zich achter schuilhoudt. “Was het goed zo?”, vraagt die blik.

De camera zelf doet niet veel meer dan die aanwezigheid, die handelingen in een ruimte registreren.

Meer niet.

Voor andere films, gewone films, is dit “weinige” reeds te veel. Wat in de normale film gecensureerd wordt – niet omdat het te gedurfd zou zijn, veeleer omdat het vermoedelijk te triviaal is – wordt het object van Casta Diva. (Heeft het triviale per definitie iets obsceens? Jeanne Dielman van Chantal Akerman lijkt dit vermoeden te bevestigen.)

Het mannelijke lichaam - het hoeft niet eens een naakt mannelijk lichaam te zijn! – veroorzaakt bij de toeschouwer steeds een gêne. Gêne voor de kijker, voor de camera, maar ook voor de man zelf, de drager van dit lichaam. Vooral als de aandacht, de blik, er eventjes op gericht blijft.

Het mannelijke lichaam is niet “gemaakt” om bekeken te worden; ook niet om zich te tonen. En toch wordt het getoond en bekeken, stiekem. Deze steelsheid wordt hier gedemonstreerd, tentoon gespreid. Kijk wat getoond wordt: kijk wat gezien wordt. Uiteraard: een oefening in kijken en bekeken worden. Daarom ook dat de camera-instellingen erg lang duren, de handelingen niet verknippen, maar registreren.

Doorgaans glijdt de camerablik snel over het mannelijk lichaam heen om, zo wil de westerse kijkgewoonte, des te langer te kunnen verwijlen bij het vrouwenlichaam. De vrouw is in de Westerse film het object van de kijklust.

De man met zijn lichaam is om zo te zeggen nooit aanwezig op het scherm, nooit aanwezig in de filmische verbeelding en uitbeelding. De vrouwelijke aanwezigheid verhult deze afwezigheid verhult des te sterker. In Casta Diva wordt een omgekeerd spiegelbeeld vertoond van wat zich doorgaans op het scherm afspeelt: het mannelijk lichaam zal volledig en uitsluitend, gedurende ettelijke minuten, beslag leggen op het filmbeeld.

Wat elders slechts een detail is in een scène, een anekdote in een verhaal, een terloopse situatie, wordt hier frontaal en voluit aanwezig gesteld. Alles wat doorgaans door en in het filmverhaal weggemoffeld wordt, door de mazen van het verhaal glipt, krijgt hier de volle aandacht.

(Zelfs een film als American Gigolo van Paul Schrader die de pretentie heeft of tenminste voorwendt de “man als lustobject” te behandelen, censureert angstvalling zijn eigen thema. Bijvoorbeeld de scène waarin de held zich kleedt: hij kies zorgvuldig pantalon, shirt, das… maar de filmmaker durft het niet aa ook de verdere stadia van het zich kleden te verfilmen. Bovendien ridiculiseert Schrader deze voorbereidingen. Vanwaar die angst?

In Casta Diva wordt deze gêne niet uit de weg gegaan, maar als het ware geënsceneerd; wordt niet verklaard, maar wordt present gesteld. Geen commentaar bij beelden dus; maar handelingen door een camera geregistreerd.

De rituelen die aan het sociale verleidingsspel voorafgaan, worden bij de vrouw als iets vanzelfsprekends beschouwd; bij de man worden ze botweg ontkend. Of als onbelangrijk en niet terzake afgedaan. Niet behorend tot de mannelijke problematiek.

De “mannelijkheid” wordt echter even zorgvuldig geconstrueerd, opgebouwd als de “vrouwelijkheid”: een beeld is niet zo maar gegeven, maar wordt uit verschillende onderdelen samengesteld, door middel van specifieke handelingen. Ook daar waar nadrukkelijke “mannelijkheid” niet eens nagestreefd wordt. Misschien: “vooral juist daar”... is wat Casta Diva zou willen aantonen.

Casta Diva gaat niet over macho-mannen. Het is integendeel belangrijk om deze dagelijkse opbouw van een beeld, deze continue lering te laten zien door gewone mannen, in een gewoon milieu. (Het heeft dus ook weinig zin om professionals te kiezen zoals acteurs, dansers, mannequins, modellen, of sportlui, voor een demonstratie die zij reeds “beroepshalve” vervullen.)

Dit zeer alledaagse “exhibitionisme”, gekoppeld aan het aanvaarde “voyeurisme” van de camera, zal zeer waarschijnlijk een kortsluiting teweegbrengen. Wat (doorgaans) niet bekeken wordt, wat (doorgaans) niet getoond wordt, wekt vanzelfsprekend een irritatie-gevoel op. De vraag naar de zin van deze gêne is het onderwerp en het thema van deze film.

Wat Casta Diva niet nastreeft:

– een documentaristisch beeld te scheppen van de hedendaagse man. Elke scène wordt wel degelijk geënsceneerd. Elke figuur afzonderlijk is gekozen niet zozeer om zijn fysieke verschijning als wel om zijn “handigheid” bij het uitvoeren van gewone doch specifieke handelingen. Het zijn bewust gekozen en geselecteerde taferelen uit de dagelijksheid, maar stilistisch omgewerkt tot “tableaus”. Een esthetisch effect wordt hierbij nooit nagestreefd.

– een verhaal te vertellen, de verschillende taferelen door een fictief gebeuren te verbinden. Een verhaal zou in dit geval een soort afleiding betekenen van het hoofdthema; fictie zou te gemakkelijk als voorwendsel gebruikt worden door de toeschouwer - en de filmmaker! - om de blik af te wenden.

Wel is er een meer documentaristische sequens ingelast (de stratemakers-sequens, uiteindelijk niet in de film) en is er een meer getheatraliseerde sequens (operette, Offenbach-muziek). Dit echter meer in de zin van een terloopse specifiëring, een accentuering, een visuele en ritmische punctuatie in het filmische verloop.

De spanning – door de aard van het beeld en de duur ervan - kan door geluiden en muziek draaglijker gemaakt worden. De muziekkeuze bestaat voornamelijk uit opera-fragmenten. Sterk overdreven, emotioneel sterk beladen muziek om zeer eenvoudige en “doorzichtige” beelden te begeleiden. Alsof er méér was, te veel onzegbaars en ontoonbaars achter deze banale beelden van de man.

Wat is hier dan zo pathetisch aan?

Zoals Roland Barthes zegt over bepaalde foto's zullen de beelden uit Casta Diva vervuld zijn van een “hevige verstarring”.

Verantwoording II – Filmpolitiek

Wat voorafgaat is een beschouwing. Enkele beschouwingen die een nog te maken film helpen verantwoorden.

Het is niet de bedoeling dat de film Casta Diva deze tekst illustreert. De film wordt geen verantwoording van de tekst!

Zal de toeschouwer dan de “thesissen”, hier losjes geformuleerd, in de film herkennen? Dit is niet zozeer de vraag. Wél of de beelden tot andere inzichten, tegenspraak leiden.

Onvermijdelijk heeft dit als consequentie dat Casta Diva niet voor ready-made consumptie geschikt zal zijn. Er wordt nergens verklaard wat die beelden betekenen. Beelden zijn hier enkel prikkels. Casta Diva wordt niet vergezeld door een duiding, en zal dus vermoedelijk ook ongeschikt zijn voor tv-gebruik. Commentaar en discussie worden niet in de film verwerkt; indien gewenst kunnen ze na projectie plaatsvinden. Dus, als er dan toch aan een circuit moet worden gedacht (en waarom zou men daar niet van meet af aan aan denken?) dan eerder het alternatieve circuit dan Tuschinsky!

Dat hoeft geen inperking te betekenen. Integendeel. Het concept werd nadrukkelijk afgestemd op die beperkingen, en wil uit deze - ook voor een deel zelf-opgelegde - beperkingen juist kracht putten

De doelgerichtheid (niet commercieel, een alternatief, tot discussie bereid publiek) valt ook af te lezen aan de methode van realiseren. In die zin dat materiële beperkingen niet verdoezeld hoeven te worden: ze kunnen ook deel uitmaken van de fundamentele opties. Eenvoudige en elementaire montage; leesbaarheid van de situaties zonder esthetische beschouwingen; nadrukkelijke contrasten tussen banale beeldenreeksen en pathetische muziek; asynchroon geluid; geen commentaar, geen dialoog.

Een film die de ambities wil hebben van wat hij is; zonder de valse bescheidenheid en krampachtigheid die zoveel andere films-met-beperkte-middelen-gemaakt kenmerkt.

Dus programmatisch, en wel in deze zin: dat men in bepaalde filmische contexten de inperkingen zo intens en zo vruchtbaar mogelijk moet weten uit te buiten; dat dit misschien ook de meeste kans van slagen heeft, wanneer de individuele filmische obsessies (de “wil tot filmen”) aangemoedigd worden.

Casta Diva zou dus ook willen getuigen dat de film nog steeds (?) een persoonlijke expressiekunst kan en mag zijn, en daarin misschien juist ook sterk maatschappelijk relevant kan zijn.

Verantwoording III – Draaiboekproblemen

Een draaiboek is een noodzakelijk kwaad. Zegt men. Hoort men vaak zeggen in het filmmilieu. Als auteur van verschillende draaiboeken ben ik het daar niet mee eens. Een scenario is een nuttig, erg boeiend en creatief werkproces.

Niet alle films echter hebben behoefte aan een draaiboek. Sommige films kunnen overbodig gemaakt worden door een draaiboek.

Mijn weigering om een klassiek draaiboek te schrijven voor Casta Diva moet bijgevolg niet opgevat worden als een principiële weigering: verhalende films, speelfilms hebben behoefte aan - goede - draaiboeken. Het is ook geen emotionele houding: afreageren van opgedane frustraties (die heb ik trouwens op dit vlak nooit gekend!) bij het schrijven van scenario’s.

Wel mag mijn weigering om een klassiek scenario te schrijven geïnterpreteerd worden als functioneel. In die zin dat ik van mening ben dat: 1. niet alle films “klassieke speelfilms” hoeven te zijn; 2. men in bepaalde contextuele (voornamelijk financiële) omstandigheden naar andere filmvormen moet streven. Geen speelfilm betekent dus niet automatisch een “documentaire” of “dus, een experimentele film”.

Rond het thema - de mannelijkheid - kon een essay geschreven worden, een roman of zelfs een proefschrift. Ik heb voor film gekozen. Deze film kan ik hier slechts “evoceren” door middel van een paar descriptieve teksten, een paar losse foto's en bescheiden tekeningetjes. Meer kan ik niet doen dan deze “wil tot filmen” op die manier te documenteren. Alleen technisch al is het onmogelijk om de duur van de sequenties te beschrijven, aan te geven. Wanneer het gaat om de, hier zeer wezenlijke, begeleidende muziek, wordt dit al helemaal onmogelijk. Vandaar dat ik een cassette met muziekfragmenten aan dit voorstel toevoeg. Niet omdat het een leuke “gimmick” is, maar omdat ik geen andere manier zie om de geluidsband te evoceren dan via dit voorstel.

Lente, 1981

(2) Casta Diva (Eric de Kuyper, 1982)

Deze tekst verscheen ook in Akerman - De Kuyper - BressonVersus 1983 / 1 (Nijmegen: SUN, 1983).

Beelden (1) en (2) uit Casta Diva (Eric de Kuyper, 1982)

 

‘Seuls: Eric de Kuyper #1 – Pink Ulysses’ vindt plaats op donderdag 12 mei 2022 om 19:30 in KASKcinema, Gent. Meer informatie over het evenement vindt u hier.

ARTICLE
11.05.2022
NL
In Passage, Sabzian invites film critics, authors, filmmakers and spectators to send a text or fragment on cinema that left a lasting impression.
Pour Passage, Sabzian demande à des critiques de cinéma, auteurs, cinéastes et spectateurs un texte ou un fragment qui les a marqués.
In Passage vraagt Sabzian filmcritici, auteurs, filmmakers en toeschouwers naar een tekst of een fragment dat ooit een blijvende indruk op hen achterliet.
The Prisma section is a series of short reflections on cinema. A Prisma always has the same length – exactly 2000 characters – and is accompanied by one image. It is a short-distance exercise, a miniature text in which one detail or element is refracted into the spectrum of a larger idea or observation.
La rubrique Prisma est une série de courtes réflexions sur le cinéma. Tous les Prisma ont la même longueur – exactement 2000 caractères – et sont accompagnés d'une seule image. Exercices à courte distance, les Prisma consistent en un texte miniature dans lequel un détail ou élément se détache du spectre d'une penséée ou observation plus large.
De Prisma-rubriek is een reeks korte reflecties over cinema. Een Prisma heeft altijd dezelfde lengte – precies 2000 tekens – en wordt begeleid door één beeld. Een Prisma is een oefening op de korte afstand, een miniatuurtekst waarin één detail of element in het spectrum van een grotere gedachte of observatie breekt.
Jacques Tati once said, “I want the film to start the moment you leave the cinema.” A film fixes itself in your movements and your way of looking at things. After a Chaplin film, you catch yourself doing clumsy jumps, after a Rohmer it’s always summer, and the ghost of Akerman undeniably haunts the kitchen. In this feature, a Sabzian editor takes a film outside and discovers cross-connections between cinema and life.
Jacques Tati once said, “I want the film to start the moment you leave the cinema.” A film fixes itself in your movements and your way of looking at things. After a Chaplin film, you catch yourself doing clumsy jumps, after a Rohmer it’s always summer, and the ghost of Akerman undeniably haunts the kitchen. In this feature, a Sabzian editor takes a film outside and discovers cross-connections between cinema and life.
Jacques Tati zei ooit: “Ik wil dat de film begint op het moment dat je de cinemazaal verlaat.” Een film zet zich vast in je bewegingen en je manier van kijken. Na een film van Chaplin betrap je jezelf op klungelige sprongen, na een Rohmer is het altijd zomer en de geest van Chantal Akerman waart onomstotelijk rond in de keuken. In deze rubriek neemt een Sabzian-redactielid een film mee naar buiten en ontwaart kruisverbindingen tussen cinema en leven.