Prisma #30
Het openingsshot van de film tast de contouren van een veld af, beschrijft de breuklijnen van een dorp, de omtrek van een strijd. Een oude man vertelt. Stem en topografie, geschiedenis en landschap vermengen zich, film als een sprekende landkaart. Ik denk: de blik is als een kom vol regen. Wanneer het regent, snelt de wereld de blik tegemoet. Maar er is al wereld in de blik wanneer de wereld hem bereikt. De wereld in de blik verandert zodra de wereld hem heeft doen overlopen. Op het einde van een regenbui – een film – is de wereld in de blik een hele andere wereld. Helaas, de meeste documentaire films spannen plasticfolie over de blik. Je kan erdoorheen kijken, maar de wereld in de blik kan zich niet vernieuwen. Wat overblijft is een dode blik, bedorven stilstaand water. Films die iets belichten, belichten de oppervlakte van dat “iets”, maken enkel de buitenkant zichtbaar. Ik kijk naar Sanrizuka – Heta Buraku [Sanrizuka – Heta Village] (1973). Heta Village is een zachte, fijne regen die de wereld in de blik onherroepelijk metamorfoseert. Hij vormt de overgangsfilm in het oeuvre van Shinsuke Ogawa en Ogawa Productions, de kentering tussen hun vroege, militante en tumultueuze films en hun latere, rurale en meer intieme films. Tijdens het filmen van Heta Village maakt Ogawa’s documentaire positie een diepgaande transformatie door: een beweging van buiten naar binnen, in het volle besef dat het buiten ook in het binnen huist. Het is de film waarvoor Ogawa en zijn troep voor het eerst hun intrek nemen op de plek waar ze hun film maken. Een film waarin de tijd zich uitrekt, waarin persoonlijke tijd en politieke tijd zich vervlechten, een film op het kruispunt tussen strijd – politiek engagement – en zintuiglijkheid – esthetiek. Ik denk: zulke documentaire films zijn dorpen die beschermd moeten worden. Cinema als een zone à défendre. Ik denk: zulke documentaire films zijn de voorstad van de film, dat wat hem als een gordel omringt. Je moet steeds weer door de voorstad heen om de film te vinden.