Het vijfentwintigste scherm
[...]
Ik ben er geweest, daarna heb ik geschreven. Zonder al te veel te begrijpen.
Een voorbijgaande blik, verblind door de zomer, Oost-Duitsland doorkruisend, dan langs Polen. Onderweg, in looppas, Tarnów, waar mijn moeder vandaan komt. Niet gezien, niet gekeken.
Aan de grens, de zomer is uitgedoofd om plaats te maken voor de herfst. Een doffe en witte herfst, versluierd door een grote hoeveelheid mist. Op het platteland, mannen en vrouwen die, bijna liggend op de zwarte aarde van Oekraïne, samenvallend met haar, bieten rapen.
Niet ver van hen, de weg stuk gereden door de onophoudelijke doortocht van aftandse vrachtwagens waarvan de uitlaatgassen de aarde en gezichten met zwarte rook bedekken.
En de winter is wit. En de onmetelijke hemel, en enkele silhouetten die richting Moskou wandelen waar de film zal ineenkrimpen. Zal toelaten iets van deze verwarde wereld waar te nemen met dat naoorlogse gevoel waar elke voorbije dag een overwinning lijkt te zijn ...
Dat kan verschrikkelijk en zonder belang lijken, maar te midden van dat alles zal ik gezichten tonen die, zodra ze geïsoleerd worden van de massa, iets nog onaangetasts uitdrukken, vaak het tegenovergestelde van de eenvormigheid die je van tijd tot tijd opvalt te midden van de bewegende of stilstaande mensenmassa. Het tegenovergestelde van de eenvormigheid in onszelf ook.
Zonder te gevoelig te doen zal ik zeggen dat er nog gezichten zijn die zich geven en bij momenten het gevoel van verlies doen vergeten, mensen op de rand van de afgrond die je van tijd tot tijd aangrijpen terwijl je het Oostblok doorkruist zoals ik net heb gedaan.
Je moet altijd schrijven wanneer je een film wil maken, terwijl je niets weet van de film die je wil maken.
Nochtans weet je er al alles van, maar zelfs dat weet je niet, gelukkig wellicht.
Het is enkel in confrontatie met het maken dat het zich zal openbaren. Op de tast, in het gestamel, de blinde en wankele twijfel.
Soms, met een heldere vanzelfsprekendheid.
En het is beetje bij beetje dat je beseft dat het altijd hetzelfde is dat zich openbaart, een beetje zoals de oerscène.
En de oerscène voor mij is – hoewel ik me ertegen verzet en ik er uiteindelijk razend van word – ik moet me overgeven aan de vanzelfsprekendheid, ver achter of altijd voorop: de oude beelden, nauwelijks versluierd door andere meer heldere en zelfs stralende beelden.
Oude beelden van een uittocht, met bundels stappen in de sneeuw richting een onbekende plaats, gezichten die aarzelen tussen het sterke leven en de mogelijkheid van een dood die toeslaat zonder dat ze iets gevraagd hebben. En het is nog altijd zo.
Gisteren, vandaag en morgen, waren er, zullen er zijn, zijn er op dit moment mensen die de geschiedenis, die zelfs geen G meer heeft, die de geschiedenis komt slaan, en die daar wachten, opeengehoopt, om gedood te worden, geslagen of uitgehongerd, of die stappen zonder te weten waar ze heen gaan, in groep of afgezonderd.
Er valt niets aan te doen, het is obsederend en ik ben erdoor geobsedeerd.
Ondanks de cello, ondanks de cinema.
Eens de film beëindigd zei ik bij mezelf: het was dus dat, opnieuw dat.
Voice-over van Chantal Akerman uit Le vingt-cinquième écran, het aparte vijfentwintigste beeldscherm bij de video-installatie van D’Est die is opgebouwd uit vierentwintig beeldschermen.