Voyage à Paris

Beelden doen spreken

(1) Voyage à Paris (Jef Cornelis, 1993)

Voyage à Paris, een Antwerpen ’93 en TV-Twee productie van Jef Cornelis (regie) en Rudi Laermans (scenario) werd gerealiseerd binnen het project ‘Vertoog en Literatuur’. Naast publicaties op papier, eentje op magneetband, naast publicaties die van gedrukte letters gebruikmaken, eentje dat gefilmde beelden hanteert. Maar de intentie is dezelfde: het intellectueel essay. Geen fictie, noch reportage, maar: commentaar, bedenkingen, overwegingen, verbanden.

Het audiovisueel materiaal krijgt stilaan heel diverse consumptievoorwaarden. Zo is Voyage à Paris vertoond door de nationale omroep, liep het tijdens publieke voorstellingen te Antwerpen en is het te koop als videocassette. Naast de eenmalige vertoning voor een publiek, kan dus ook de private lectuur op de video-player. Zoiets is heel gewoon geworden.

Programmamakers proberen hier en daar iets te doen met het feit dat hun werkstukken niet louter voor eenmalige vertoning maar ook voor herhaalde lectuur gemaakt kunnen worden. Zoals Voyage à Paris, dat dan ook lijkt op een mooi gedicht dat je toch meermaals wilt lezen, of het muziekstuk dat je toch meermaals wil horen. Dit beeldessay heeft enkele passages die je extra goed onthoudt, heeft overgangen die zo intrigerend zijn dat je ze nader wilt savoureren. Ik schrijf met opzet niet: ‘analyseren’. Want dat is het soort belangstelling dat eigenlijk achter de rug van de film opereert om de constructiegeheimen ervan te achterhalen. Maar als je dit essay nader wilt bekijken heeft dat niet met misplaatste belangstelling te maken, want je ziet zo dat een bepaalde overgang om extra geconcentreerde aandacht vraagt. Zoals je een sonnetopbouw echt wel moet zien, terwijl het geraamte van een roman alleen maar door een objectiverend bewustzijn ontdekt kan worden, omdat het eigenlijk toegedekt moet blijven.

(2) Voyage à Paris (Jef Cornelis, 1993)

Voyage à Paris bestaat uit een beeldband en een klankband. Met de klanken gebeuren de mooiste dingen; er is een voortdurend wisselende verhouding tot het beeld. Dat is, als ik terugdenk aan het werk van Cornelis, altijd een hoofdbekommernis van hem geweest. Hij wil de klank niet banaal-ondersteunend onder de beelden stoppen, maar de klank integendeel als een wig schuiven tussen het beeld en zijn model. Hij snijdt voortdurend de ‘realistische’ wortels van de filmbeelden weg. Zonder aan de beelden zelf te raken abstraheert en stileert hij ze, schraapt voortdurend het documentaire ervan weg. Nooit helemaal, maar net voldoende om de beelden te laten wegschuiven uit het realisme. Het principe is misschien makkelijk te begrijpen, maar de subtiele toepassing ervan, de steeds wisselende nuances in de verhouding van klank en beeld houden je de vijftig minuten van het essay in de ban.

Die klankband is zelf heel gecomponeerd. Merkwaardig is dat er geen dominante lijkt te zijn. Er is geen niveau waar alle klanken tegenover geplaatst worden. Nu eens heb je synchroon ambiancegeluid, maar dat krijgt door de plaatsing tussen andere geluidssoorten ook een artificieel karakter. Muziek komt er geregeld tussen, maar duidelijk als een citaat dat iets aan de orde stelt; als een argument, evenwaardig aan de argumentatie die we uit de beelden krijgen. Muziek gaat hier een eigen leven leiden; heeft geen begeleidingsfunctie maar bouwt mee aan het argument. Het meest opvallend zijn de klank-kiezeltjes die tussen flarden andere geluiden hun nauwelijks zichtbare ontbindende rol spelen. Zij maken het sterkst het beeld los uit het document en stellen dus het programma open voor intellectueel kijken. Die ademstootjes van vrouwen, allerlei ritselingen en kletteringen verhinderen dat we passief kijken naar beelden ‘van’ iets; ze maken het mogelijk dat we die beelden zien als ‘over’ iets. Van registratie komen we zo inderdaad in het ‘Vertoog’ terecht.

(3) Voyage à Paris (Jef Cornelis, 1993)

Met opzet houd ik het laatste soort klank tot nu toe achter. Dirk Van Dyck leest op schitterende manier citaten, als een reëel mens en niet als een kwallige glamour-voice zonder body, met alleen seductie. Citaten uit brieven geschreven tussen eind achttiende en eerste helft van de twintigste eeuw. Brieven van vreemdelingen die Parijs bezoeken (geen observaties dus van ingezetenen). Ze getuigen van verbazing, verrukking, bewondering, ontzetting. Je hoort dat dit voor iedere schrijver een Nieuwe Wereld is (en dat was in de negentiende eeuw dus niet de VS, maar die stad vandaag op drie uur sporen van ons). Dit gesproken materiaal uit het verleden doet weer iets heel anders tegenover de beelden: de beelden zijn (doorgaans) van nu. De citaten daarentegen zijn oude. In de teksten krijgen we het verleden van de stad; in de beelden zien we hoe mensen zich nu in dat verleden heringericht hebben. Terwijl de klankband tot nu toe een soort perceptueel reliëf, met schaduweffecten en dieptewerking installeerde, wordt in de voorgelezen citaten ook zo’n mechanisme toegepast, maar voor de historiciteit. Niet alleen wat we zien is belangrijk, maar ook wat we weten en ons kunnen inbeelden. Cornelis, een belangrijke architectuurfilmer, heeft als geen ander het besef dat een gebouw een boodschap is van het verleden, dat architectuur bij uitstek een tijdsmachine is. De teksten werken hier als een lakmoesproef. Leg ze bovenop een filmbeeld en meteen lichten de partijen op waarin de geschiedenis zich heeft vastgezet.

(4) Voyage à Paris (Jef Cornelis, 1993)

Naast die verticale as klank/beeld zijn er de horizontale compartimenten, namelijk de opeenvolging van de sequensen. Er moet opgemerkt worden dat deze vijftig minuten geen duidelijk argument ontwikkelen, niet ergens beginnen met een inleiding en eindigen met een conclusie. De truc van de overgangen op zich is vaak zo wonderlijk mooi, dat je niet verlegen zit om het argument ervan. Neem de overgang van het café naar de kledingzaak onder de tekst van Benjamin, neem de overgang van Boulevard naar theater, vandaar naar Manet en verder via een schitterend geplaatst vogelperspectief terug naar buiten, de stad in! Het is visueel-poëtisch plezier van de eerste orde. Voor fijnproevers, maar ook ideaal voor beginnelingen: hoe zonder één elektronische trucage wonderlijke nuances over gewone actuele filmbeelden worden opgeroepen; hoe zonder één ogenblik didactiek heel veel geleerd wordt.

‘Voyage à Paris. Beelden doen spreken’ verscheen in Andere Sinema, n° 116, juli/augustus 1993. De tekst werd hier en daar aangepast conform de heersende spellingregels.

Met dank aan Reinhilde Weyns en Bart Meuleman

 

Beelden (1), (2), (3) en (4) uit Voyage à Paris (Jef Cornelis, 1993)

ARTICLE
03.02.2016
NL EN
In Passage, Sabzian invites film critics, authors, filmmakers and spectators to send a text or fragment on cinema that left a lasting impression.
Pour Passage, Sabzian demande à des critiques de cinéma, auteurs, cinéastes et spectateurs un texte ou un fragment qui les a marqués.
In Passage vraagt Sabzian filmcritici, auteurs, filmmakers en toeschouwers naar een tekst of een fragment dat ooit een blijvende indruk op hen achterliet.
The Prisma section is a series of short reflections on cinema. A Prisma always has the same length – exactly 2000 characters – and is accompanied by one image. It is a short-distance exercise, a miniature text in which one detail or element is refracted into the spectrum of a larger idea or observation.
La rubrique Prisma est une série de courtes réflexions sur le cinéma. Tous les Prisma ont la même longueur – exactement 2000 caractères – et sont accompagnés d'une seule image. Exercices à courte distance, les Prisma consistent en un texte miniature dans lequel un détail ou élément se détache du spectre d'une penséée ou observation plus large.
De Prisma-rubriek is een reeks korte reflecties over cinema. Een Prisma heeft altijd dezelfde lengte – precies 2000 tekens – en wordt begeleid door één beeld. Een Prisma is een oefening op de korte afstand, een miniatuurtekst waarin één detail of element in het spectrum van een grotere gedachte of observatie breekt.
Jacques Tati once said, “I want the film to start the moment you leave the cinema.” A film fixes itself in your movements and your way of looking at things. After a Chaplin film, you catch yourself doing clumsy jumps, after a Rohmer it’s always summer, and the ghost of Akerman undeniably haunts the kitchen. In this feature, a Sabzian editor takes a film outside and discovers cross-connections between cinema and life.
Jacques Tati once said, “I want the film to start the moment you leave the cinema.” A film fixes itself in your movements and your way of looking at things. After a Chaplin film, you catch yourself doing clumsy jumps, after a Rohmer it’s always summer, and the ghost of Akerman undeniably haunts the kitchen. In this feature, a Sabzian editor takes a film outside and discovers cross-connections between cinema and life.
Jacques Tati zei ooit: “Ik wil dat de film begint op het moment dat je de cinemazaal verlaat.” Een film zet zich vast in je bewegingen en je manier van kijken. Na een film van Chaplin betrap je jezelf op klungelige sprongen, na een Rohmer is het altijd zomer en de geest van Chantal Akerman waart onomstotelijk rond in de keuken. In deze rubriek neemt een Sabzian-redactielid een film mee naar buiten en ontwaart kruisverbindingen tussen cinema en leven.