1975

Johan van der Keuken, 1975
ARTICLE
16.10.2024
EN

As a filmmaker, I thus inhabit the world of the image, a world halfway between myself and reality. I believe that, ideally speaking, the film viewer is in a comparable position. For a variety of reasons, we have abandoned the idea of reality as a self-contained entity existing outside and independently of us. So if you don't wish to take the position of someone watching an external reality from the outside, but rather of someone who is observer and participant at the same time, then you’re facing the problem of how to define yourself as an individual, or how, as an observer, you are to see yourself. Who is the person who makes, and who is the person who sees?

Johan van der Keuken, 1975
ARTICLE
16.10.2024
NL

Bij het maken van mijn films ga ik altijd weer door dezelfde stadia. Het eerste stadium is een soort voorgevoel, een idee over wat de film moet worden – met andere woorden: de reden waarom ik de film wil maken, de behoefte om nu juist deze film te maken. Dat is altijd een vluchtig idee, moeilijk te definiëren, maar toch al tamelijk compleet. Ik zit dan nog op het niveau van de verbeelding: op een dag word je heel vroeg wakker en heb je een soort globaal idee in je hoofd.

Dirk Lauwaert, 1975
ARTICLE
01.11.2023
NL EN

Chabrol bothers. He bothers me too, I must admit. He frustrates my universally recognised, unchallenged right as an art consumer to know where the maker stands, where he wants me to be and what he has to say to me. I prefer a banal message to an undecipherable one. I prefer a banal vision to a constantly changing one. I prefer a hypocritical morality to a morality of hypocrisy.

Dirk Lauwaert, 1975
ARTICLE
01.11.2023
NL EN

Chabrol stoort. Mij ook, moet ik toegeven. Hij frustreert mij in mijn universeel erkende, door niemand betwiste recht als kunstconsument om te weten waar de maker staat, waar hij me wil hebben en wat hij me te zeggen heeft. Liever een banale boodschap dan een niet te ontcijferen boodschap. Liever een banale visie dan een voortdurend wisselende. Liever een hypocriete moraal, dan een moraal van de hypocrisie.

Dirk Lauwaert, 1975
ARTICLE
06.09.2023
NL EN

There is a rightness, an inner consistency, and an absence of moral hesitation that make Visconti’s films breathtakingly modern. It is our sense of physicality that we see at work on the screen: a theatrical nudity, an artificial naturalness, a perverse spontaneity. It is important to think both contradictory terms together, because modern physicality resides in this very tension, their unresolvedness, our continuous journey between both poles.

Dirk Lauwaert, 1975
ARTICLE
06.09.2023
NL EN

Er is een juistheid, een innerlijke consequentie, een afwezigheid van morele verpinkingen die Visconti’s films adembenemend modern maken. Het is ons gevoel van lichamelijkheid dat we op dat scherm werkzaam zien: een theatrale naaktheid, een artificiële natuurlijkheid, een perverse spontaniteit. Het is belangrijk beide contradictorische termen samen te denken, want het is in hun spanning, in hun nimmer besliste keuze, in onze voortdurende reis tussen beide polen, dat de moderne lichamelijkheid zich situeert.

Fernand Deligny, 1975
ARTICLE
16.03.2022
NL

“Filmen” lijkt me een merkwaardig werkwoord. Als het op het schrijven van een boek aankomt, zeg je niet “boeken”. En peindre heet niet tableauter. Hieruit blijkt dat, wat film betreft, het eindproduct de overhand neemt en een werkwoord wordt.

On Chantal Akerman

Dirk Lauwaert, 1975
Introduction by Gerard-Jan Claes
ARTICLE
13.02.2019
NL EN

It is not a complicated or difficult film, rather a very simple and clean one. But it is not a natural, spontaneous film. The clarity and legibility of Jeanne Dielman is the result of self-discipline. In our culture clarity needs to be pragmatic-efficient, an argument needs to have the form of a road, including road signs. Force and energy need to be channelled into activist trajectories time and again, need to be labelled with a name and an address. Akerman slipped by and through all of that.

Over Chantal Akerman

Dirk Lauwaert, 1975
ARTICLE
23.12.2015
NL EN

Film heeft altijd problemen met de tijd gehad. De carrière van Griffith wordt geritmeerd door zijn steeds maar uitdijende projecten. Is het toevallig dat zijn langste films ook zijn meest didactisch-moraliserende films waren, films waarin hij een boodschap wilde brengen, waarin hij zijn publiek iets wilde leren, waarin hij een thesis verdedigde? Het lang duren van een film is niet alleen een materiële eigenschap (een chronometrage), niet alleen een element van de ervaring als toeschouwer, maar ook een teken van iets, een signaal.