Alleen in meervoud

(1) Jacques Rivette, le veilleur (Claire Denis & Serge Daney, 1990)

In de documentaire Le veilleur van Claire Denis (1990) spreken Jacques Rivette en Serge Daney over de films die Rivette maakte. Er komen twee mannen samen die heel vanzelfsprekend een gedeeld discours volgen. Ze hebben ieder hun eigen universum, dat zie je wel, maar ze omarmen elkaars gedachten. Hun gesprekken worden gevoerd in een aantal Parijse cafés. Praten over cinema gebeurt hier in het geroezemoes van vele conversaties. Zo kreeg ik het gevoel mee te luisteren vanaf een naburig tafeltje. Het deed me plezier om vanuit deze positie hun gesprekken te kunnen volgen. Misschien komt dit omdat het hierom gaat in cinema: een oversteek te maken naar een nieuwe ruimte, naar een ander tafeltje, naar mensen en plaatsen die zo vertrouwd vreemd zijn. Die vervolgens vreemd genoeg vertrouwd worden. 

In de films van Rivette vormen ontmoetingen het hart. Het gaat om personages die in een chaotisch netwerk met elkaar verbonden zijn. Zijn films zijn als choreografieën van menselijke relaties. Toch is hij graag alleen wanneer hij niet aan het filmen is. Dan zien vrienden hem in de verte lopen, op weg naar een cinema. Of zien ze hem de stilte van de filmzaal met zich mee naar huis dragen. Daney merkt op dat Rivette wellicht alleen is, maar dat hij vanbinnen bevolkt is. Tegen het einde van de film, wanneer ze ’s nachts op een dakterras zitten, komt deze belangrijke zin weer bovendrijven. Op een gegeven moment valt er een gat in de conversatie. De camera blijft bij het gezicht van Rivette en je ziet hoe het gesprek verdergaat, maar nu binnenin hemzelf. Zijn ogen schieten heen en weer alsof hij een boek leest.

In Le veilleur wordt gepeinsd, geassocieerd, geflaneerd en voor de duur van de film gaan ook mijn eigen gedachten aan het kuieren. Zo kwam ik terecht bij een film die een tegengestelde is van de films van Rivette. Als Rivette zijn personages als planeten om elkaar heen laat draaien, zijn in de korte film Seuls van Thierry Knauff en Olivier Smolders (1990) zwarte gaten te zien. Ook hier zijn er gezichten te zien, verdoken in hun innerlijke wereld, die ze evenwel nooit prijs zullen geven. De energie van de blik wordt als het ware in hun wezen opgeslokt. Ze bewegen zich niet rond andere lichamen maar zijn oneindig dichtgeplooid in zichzelf. Seuls is gemaakt in een instituut voor zwaar autistische kinderen. De film legt niets uit. Er zijn geen dagelijkse rituelen te zien, er komt geen enkele verzorger in beeld en de omgeving van de kinderen blijft abstract. We zien hen vooral in hun bed, in een volledig witte ruimte. Ze zijn geïsoleerd in de ruimte en in het kader.

Het eerste beeld toont de repetitieve zang van een kind dat haar bestaan lijkt te bekrachtigen door de klank die ze uitstoot. De toonloze klank krijgt een ritme door de beweging die het kind maakt met haar lichaam. Ook de andere kinderen die in de volgende shots worden getoond maken de fysieke impact van hun lichaam hoorbaar. Er ontstaat een kortstondige samenklank van lichamen die wiegen, schokken en in botsing komen met het bed of de muur. Door die botsing met de omgeving maakt er zich een klank los uit de basso continuo. De klank van de lichamen van de kinderen wordt muzikaal doordat de montage hun lichamen met elkaar in verband brengt. Het is onverwacht aangrijpend om te zien hoe eenzaamheid harmonisch wordt. 

(2) Seuls (Thierry Knauff & Olivier Smolders, 1990)

Spontaan duikt het geluid uit een andere film in mij op. Muziek die zeer gelijkaardig is, maar tegelijk wezenlijk anders. In Khaneh siah ast [The House is Black] (Forough Farrokhzad, 1963) zien we een monumentaal beeld van een leprapatiënt in een leprakolonie in Iran. Hij zingt en geeft het ritme aan met zijn blote voeten. Zijn ogen zien niets en hij mist stukken van zijn lichaam. Hij geeft het ritme aan door met de overgebleven vingers van zijn hand te knippen. Het zijn slechts fragmenten van zijn lichaam die nog een geluid voortbrengen. Toch heeft dit lied een universele kracht. Zo eenvoudig hij daar staat wordt hij het centrum van iets veel groters. Hoewel het lied geen woorden bevat, verhaalt het van hun lot. Hij en de andere zieken zijn collectief tot eenzaamheid veroordeeld; door hoge muren afgescheiden van de gezonde mensen. Farrokhzad toont hen in een spiegel en spiegelt in hen tegelijk de Iraanse gemeenschap. Deze muzikant draagt ondanks alles een genereuze kracht uit, ook al is hij blind. In plaats van een blik terug te werpen, zendt hij muziek uit, die zich als een warmtebron in iedere richting uitbreidt.

The House is Black is een politieke geste: deze verbindt de ziekte van de leprozen met de aandoening van de Iraanse samenleving die zucht onder de oppressie van de Shah. Farrokhzad verenigt in haar film poëzie en engagement. Dit terwijl Knauff en Smolders zich met Seuls verre houden van politiek. Ze presenteren geen uitleg, noch een verhaal. De lichamen in hun film zijn geen verbeelding van een idee zoals in The House is Black, maar zuiver lichamelijkheid. Volgens de schrijver Dirk Lauwaert is film “vertellen in lichamen, eerder dan in beelden. Beelden staan in dienst van die lichamen, worden rond die lichamen gedrapeerd, met lichamen gevuld, door lichamen gedragen.”1 Seuls is een film gemaakt van hermetische lichamen. De film toont een uitsnede van het eeuwige ritme dat deze lichamen in zijn greep houdt. Lichamen die dicht bij elkaar zijn: de kinderen lijken soms naar elkaar te kijken. Maar een werkelijke interactie ontbreekt, er wordt niets overgebracht tussen hen. Ze kijken naar elkaar en naar de camera, maar geven niets vrij.

Seuls wordt overweldigend intiem, omdat de camera in de eenzaamheid van het kind lijkt te kijken. Het met liefde gefilmde kind wordt gerespecteerd in zijn eenzaamheid. Het beeld wordt rond het lichaam gedrapeerd, zoals Lauwaert zegt, maar het lichaam wordt tegelijk omarmd, omzwachteld door het beeld dat het omvat. In de film wordt eenzaamheid gedeeld, iets wat intrinsiek onmogelijk lijkt, want is eenzaamheid geen essentieel private aangelegenheid? Toch is de titel van de film Seuls, dat het meervoud van ‘alleen’ is, letterlijker ‘zij die alleen zijn’. Net als in The House is Black kijken we binnen in een gemeenschap van ‘allenen’, niet omdat ze samen zijn afgesloten van de anderen, maar omdat ze allen afgesloten zijn van elkaar. De filmmakers staan hier machteloos tegenover. Ik denk dat zij in die machteloosheid hun kracht vonden.

Seuls raakt aan een universele onmogelijkheid van cinema, die draait om lichamen die rond elkaar bewegen, die constellaties vormen of dichterbij komen. Maar we kunnen de ander nooit aanraken, want het licht valt altijd tussen ons door.

(3) Khaneh siah ast [The House is Black] (Forough Farrokhzad, 1963)

In The House is Black leest een kind voor uit een boek:

“Venus.

Soms in de schemering zien we een heldere ster.

De ster heet Venus.

Venus is heel helder.

De planeet Venus is heel dichtbij ons.

De planeet Venus twinkelt niet naar ons.”

De blinde muzikant zingt niet voor de camera maar voor de wereld, terwijl het autistische kind niet voor de camera zingt maar voor zichzelf. Het is alsof hun beelden onderschept worden door de camera. Bijna alles wat hen definieert ontsnapt vervolgens. Enkel hun lichamen blijven achter. Lichamen, geheel verstoken van woorden.

En het was via woorden dat ik weer terugkwam bij Le veilleur, die deze verre beelden had doen oplichten. In de gesprekken tussen Rivette en Daney is er ook sprake van die machteloosheid van de filmmaker. Toch kom ik even heel dichtbij. Ze spreken niet alleen voor de camera, maar nemen ook plaats aan een tafeltje naast vele andere tafeltjes in het café. Het is een uitnodigend gebaar, alsof ze willen zeggen dat hun conversatie er ook maar één is tussen de vele. Eén klank binnen een samenspel van vele stemmen, dat hoorbaar maakt hoe de liefde voor cinema tegelijk eenzaam en bevolkt is. 

  • 1Dirk Lauwaert, Dromen van een expeditie. Geschriften over film, 1971-2001 (Nijmegen: Vantilt, 2006).

Beeld (1) uit Jacques Rivette, le veilleur (Claire Denis & Serge Daney, 1990)

Beeld (2) uit Seuls (Thierry Knauff & Olivier Smolders, 1990)

Beeld (3) uit Khaneh siah ast [The House is Black] (Forough Farrokhzad, 1963)

ARTICLE
02.05.2018
NL
In Passage, Sabzian invites film critics, authors, filmmakers and spectators to send a text or fragment on cinema that left a lasting impression.
Pour Passage, Sabzian demande à des critiques de cinéma, auteurs, cinéastes et spectateurs un texte ou un fragment qui les a marqués.
In Passage vraagt Sabzian filmcritici, auteurs, filmmakers en toeschouwers naar een tekst of een fragment dat ooit een blijvende indruk op hen achterliet.
The Prisma section is a series of short reflections on cinema. A Prisma always has the same length – exactly 2000 characters – and is accompanied by one image. It is a short-distance exercise, a miniature text in which one detail or element is refracted into the spectrum of a larger idea or observation.
La rubrique Prisma est une série de courtes réflexions sur le cinéma. Tous les Prisma ont la même longueur – exactement 2000 caractères – et sont accompagnés d'une seule image. Exercices à courte distance, les Prisma consistent en un texte miniature dans lequel un détail ou élément se détache du spectre d'une penséée ou observation plus large.
De Prisma-rubriek is een reeks korte reflecties over cinema. Een Prisma heeft altijd dezelfde lengte – precies 2000 tekens – en wordt begeleid door één beeld. Een Prisma is een oefening op de korte afstand, een miniatuurtekst waarin één detail of element in het spectrum van een grotere gedachte of observatie breekt.
Jacques Tati once said, “I want the film to start the moment you leave the cinema.” A film fixes itself in your movements and your way of looking at things. After a Chaplin film, you catch yourself doing clumsy jumps, after a Rohmer it’s always summer, and the ghost of Akerman undeniably haunts the kitchen. In this feature, a Sabzian editor takes a film outside and discovers cross-connections between cinema and life.
Jacques Tati once said, “I want the film to start the moment you leave the cinema.” A film fixes itself in your movements and your way of looking at things. After a Chaplin film, you catch yourself doing clumsy jumps, after a Rohmer it’s always summer, and the ghost of Akerman undeniably haunts the kitchen. In this feature, a Sabzian editor takes a film outside and discovers cross-connections between cinema and life.
Jacques Tati zei ooit: “Ik wil dat de film begint op het moment dat je de cinemazaal verlaat.” Een film zet zich vast in je bewegingen en je manier van kijken. Na een film van Chaplin betrap je jezelf op klungelige sprongen, na een Rohmer is het altijd zomer en de geest van Chantal Akerman waart onomstotelijk rond in de keuken. In deze rubriek neemt een Sabzian-redactielid een film mee naar buiten en ontwaart kruisverbindingen tussen cinema en leven.