← Part of the Issue: Mijn gefilmde leven

Fragmenten uit “Iemand zijn of niets zijn (bekentenissen)”

VERTAALD DOOR TRANSLATED BY TRADUIT PAR Sis Matthé
Samengesteld door Nina de Vroome

L'histoire de ma vie racontée par mes photographies (Boris Lehman, 2002)

Bekendheid is moeilijk te dragen, maar anonimiteit is moeilijk te verdragen

In mijn straat, in mijn buurt ben ik iemand bekend. Ze groeten mij, ze zeggen goeiedag, soms lacht een onbekende me toe of vraagt me om een handtekening. Heeft hij – of zij – “een film van mij” gezien. Beschouwen ze mij als een groot auteur? Ik geloof van niet. Het zijn gewoon mijn joviaal voorkomen en mijn grijze haren à la Chagall, Ferré of Gilles Vigneault die me de allure van een kunstenaar geven en respect afdwingen. Het is Boris-de-acteur (of de leraar die ik niet ben) die ze onthouden en niet de filmmaker. Zoals bij Gabin of Fernandel - de meeste mensen denken dat de films door hen worden gemaakt. Ik word op heterdaad betrapt want ik zeg tegen niemand dat ik filmmaker ben, dat ik films maak. Niet dat ik er mij om schaam, eerder uit discretie, om mezelf te beschermen, en misschien vanuit een reflex die ik heb overgenomen van mijn ouders, uit Polen gevluchte joden, die zeiden: “Laten we ons verbergen om gelukkig te leven.”

En ik verberg mijn films voor de ogen van iedereen, ongetwijfeld als een soort van grap. Mijn films zijn niet erg zichtbaar, ik doe er niet vrijwillig afstand van, ik transporteer en projecteer ze bijna altijd zelf. Je moet mij bezoeken om mijn films te zien. Vandaar de verwarring die ik gaande houd, tussen mij en mijn films. Privévertoningen, thuis, in salons en keukens, kelders en garages, magazijnen en ateliers, zijn al meer dan veertig jaar mijn dagelijks lot. De cinemawereld kent mij enkel door vertoningen op festivals en op een aantal parallelle plaatsen (musea, culturele centra, scholen), want geen enkele van mijn films is ooit verdeeld of geëxploiteerd in de zalen.

 

-------

 

Zal ik ooit in staat zijn om op mijn eentje te spreken?

Zal ik ooit in staat zijn om op mijn eentje te spreken? Of zal ik zoals gewoonlijk andere stemmen met de mijne moeten mengen?

Lenen en citeren: ik ben voorbestemd om te kopiëren, om opnieuw te doen wat iedereen al gedaan heeft vóór mij, om uit het gemeenschappelijke patrimonium te stelen, uit het mondiale reservoir van woorden, beelden en ideeën, om tot in het oneindige te palimpsesteren. Marguerite Duras verwoordde het goed: “Ik ben het niet die schrijft, het is iemand mysterieus die mij beheerst, die mij dicteert, die mij de weg wijst.” Laat me het anders zeggen. Wat er gezegd wordt, wat er op dit moment geschreven wordt, is absoluut niet wat ik denk, wat ik wilde schrijven. Het is de schriftuur zelf – dat vreemde en irrationele ding – die het wint van mijn denken, die tot een soort onthulling tegen mijn wil leidt, die mij een aantal waarheden over mij zal vertellen, want al schets ik het portret van Adrienne (of van wie dan ook), het zal steeds het mijne zijn dat achter – en in – de pellicule gegraveerd staat.

Ik heb vaak de list (de strategie?) gebruikt waarbij ik “mezelf doe spreken via de ander”. Door een portret te schetsen van de ander, schetste ik dat van mezelf, of leerde ik iets over mezelf dat ik vaak al wist maar niet geformuleerd kreeg, of dat ik niet durfde te zeggen.

Telkens wanneer ik moet spreken, schrijven of filmen, doe ik haast zonder het te beseffen “het tegenovergestelde” van wat ik in mijn hoofd had, van wat ik wilde of had gewild, zelfs al probeer ik niets te willen – wat onmogelijk is – of zo min mogelijk te willen. Het is inderdaad zo dat ik graag afdwaal, uitweid, vermijd om op de vragen te antwoorden, dwarswegen neem, de geijkte paden verlaat, dat ik mezelf graag laat meeslepen door de golven of de wind. Ik heb altijd gedacht dat ik op de grens wandelde, als een nomade, zonder vast adres. Waar ik mijn voet zet, beschouw ik als mijn thuis. Ik heb vastgesteld dat het precies deze omzwervingen waren, deze vrijwillige zwerfdrift gevoed door ontmoetingen en gevuld met toevalligheden, die mij de weg wezen naar de film die ik moest maken, en dat in werkelijkheid de film mij construeerde – door mij een bestaan te schenken – in plaats van omgekeerd (men denkt steeds dat een filmmaker zijn film vormgeeft of vervaardigt). In Choses qui me rattachent aux êtres, een film die een zestigtal objecten uit mijn “gevoelsmuseum” benoemt en opsomt, kom ik tot de vaststelling dat ik de som ben van alles wat ik van anderen heb gekregen, dat mijn bestaan met name bestaat uit alles wat ik heb: zijn is eerst hebben. En dat ik in wezen niets ben zonder de anderen. Wat een merkwaardig gevoel om slechts via anderen gekleed, bewoond en van tel te zijn!

 

-------

 

Bruggen en poorten

Ik zie de geschiedenis (van de kunst, maar ook de geschiedenis tout court) als een permanent kannibalisme of als een reusachtig palimpsest: de fotografie die de schilderkunst verslindt, de cinema die de fotografie opslokt, de televisie die de cinema leegzuigt, de computer die zich meester maakt van alles.

Elk nieuw werk wil zijn voorgangers uitwissen, de enige (en de beste) zijn, maar bij het minste gekrab aan de rokken van het ui-werk zullen we in de opgestapelde lagen al snel alle werken ontdekken die we wilden camoufleren. Ze waren er wel degelijk, ingedommeld, maar slechts voor even. In werkelijkheid is elk werk verbonden met het vorige en vormt het zo een soort van ketting, met tussen de werken bruggen en poorten.

 

-------

 

Wandelen

De bruggen steek ik gewillig over en de poorten open ik. Ik breng de films mee die ik draag. Als er weinig filmmakers zijn die wandelen (minder in elk geval dan schrijvers, zoals Rimbaud, Rousseau), dan komt dat doordat de cinema meer te maken heeft met de beweging van de auto of de trein. Wandelen helpt me om te denken, om mijn hersenen en mijn fantasie in gang te zetten, maar soms ook om niet te denken, om de vraag te ontwijken. Mijn cinema is wandelen, reizen (in ruimte en tijd, maar ook in mezelf), arenlezen, ontmoeten, zwerven, en wie me wil volgen of vergezellen zal de reis, waarmee ik de film bedoel, samen met mij afleggen.

Handelen is het tegenovergestelde van denken en ik heb vaak gezegd: “Spring in het water, film en stop met denken” (met bekritiseren, met scenarioschrijven, met voorbereiden, met weten). “Doe het, ga ervoor.”

Aan het INSAS (de filmschool waar ik tussen 1962 en 1966 heb gestudeerd), had ik een docent scenario, Antoni Bohdziewicz, die ook docent was aan de school van Łódź in Polen. Zijn les kwam erop neer dat hij ons vroeg om met een schrift de stad in te trekken en alles te noteren wat we zagen om het dan aan het einde van de les te komen vertellen. Het was de observatieschool à la Tati en ik vond het geweldig, hoewel het merendeel van mijn klasgenoten “onverrichter zake” terugkwamen en zeiden dat ze niets (interessants) gezien hadden. Dat doet me denken aan al die journalisten, fotografen en filmmakers die zich haasten naar de plek waar “het” gebeurt (het festival van Cannes, een aardbeving in Nieuw-Zeeland, een revolutie in Chili). Ik ga niet naar de gebeurtenissen, ik creëer ze.

 

-------

 

De weg die naar de film leidt

In tegenstelling tot de meeste filmmakers, die vertrekken van het geschreven woord, van een scenario dat al min of meer ontwikkeld is, een draaiboek, klaar om ingeblikt te worden (desnoods door het aan te passen of uit te breiden), worden mijn films rechtstreeks op de pellicule geschreven, zonder voorbereiding. Eerst film ik en het filmen is de weg die naar de film leidt.

Wanneer ik film, weet ik niets. Ik probeer dan om maagdelijk te zijn, om te kijken alsof het de eerste keer is. Het is uiteraard niet mogelijk om te vergeten, om alles wat ik tijdens mijn leven al gefilmd heb en waarover ik gedroomd heb buiten beschouwing te laten. Ik film iets – een persoon, een plaats, een handeling – dus steeds in verhouding tot alle vorige keren en in samenhang met eventuele volgende keren. Het is een hele mentale constructie die een goed geheugen vereist. De montage ontstaat als het ware tijdens het draaien. Het einde is nog onbekend want het zou alles doen stollen, het zou elke vrijheid wegnemen. Ik heb nooit een voorsprong op de acteurs – de modellen of zij die acteren – of op de kijkers. Iedereen gaat samen met mij vooruit. We weten eigenlijk niet waar we heengaan. En dat is wat producers en kijkers angst inboezemt, omdat ze nood hebben aan bevestiging, aan houvast, aan een scenario dus, een verhaal, een planning, een werkplan, een termijn, een budget.

Het is waar dat mijn films er niet altijd uitzien als films. Ze geven eerder de indruk van kladjes, schetsen van films die nog gemaakt zouden moeten worden, voorstellen waarvan het ontstaan en het maakproces deel uitmaken van de film zelf. Ik heb altijd films gemaakt in afwachting van de film die ik niet zal maken.

 

-------

 

Dood en verrijzenis (wat blijft er over?)

Bij mijn dood zullen sommigen te weten komen dat ik bestond (want ze hebben mij nogal vaak verward met anderen), zullen ze misschien de films zien die ze niet wilden zien terwijl ik nog leefde. De misverstanden zullen blijven bestaan, zullen zich vermenigvuldigen. De legende zal de realiteit achter zich laten, tenzij ze me wegzetten in het rariteitenkabinet. Misschien zal ik een tweede leven krijgen, maar het zal een heel andere Boris zijn die daarbij onthuld wordt.

Doodgaan is onze laatste kans om beroemd te worden, om iemand te worden. Met het risico om definitief in vergetelheid te raken. We weten dat we aan iets vluchtigs, iets precairs werken en dat is wat er de waarde, de betovering en de aantrekkingskracht van uitmaakt. We proberen iets te vatten, een gebeurtenis, een gevoel, een heden dat aan het verdwijnen is, maar wat blijft er over van een film eenmaal hij gezien is? Die vraag heb ik vaak gesteld aan mijn kijkers. Heel weinig, slechts een paar vage indrukken die dikwijls onprecies of fout blijken te zijn. Soms hardnekkig, zoals in Le parfum de la dame en noir.

Wat er overblijft in de geesten is vaak fragiel, immaterieel, vergelijkbaar met verschijningen, spoken of glimwormen in de nacht, maar de herinneringsmachine van ons lichaam lijft al deze minuscule gegevens in om ze vervolgens weer door te geven aan de volgende generaties, die de verloren geheimen zullen proberen te herontdekken, door ze opnieuw uit te vinden of door ze op hun manier te reconstrueren.

Ja, zoals mijn lichaam verouderen ook mijn films, ze takelen af en raken uiteindelijk verloren (ik heb er ruime ervaring mee). Het voorspelde verdwijnen van de pellicule die ik al vijftig jaar gebruik voor mijn films is slechts een van de duidelijke tekens. Maar er zullen altijd films zijn.

Fragmenten uit Boris lehman, “Être quelqu’un ou n’être rien (confessions),” Trafic 79, 2011.

Met dank aan Boris Lehman. 

 

Seuls: Boris Lehman vindt plaats op donderdag 14 maart 2019 om 20u in KASKcinema. Meer informatie over de vertoning vind je hier.

COMPILATION
06.03.2019
NL FR
In Passage, Sabzian invites film critics, authors, filmmakers and spectators to send a text or fragment on cinema that left a lasting impression.
Pour Passage, Sabzian demande à des critiques de cinéma, auteurs, cinéastes et spectateurs un texte ou un fragment qui les a marqués.
In Passage vraagt Sabzian filmcritici, auteurs, filmmakers en toeschouwers naar een tekst of een fragment dat ooit een blijvende indruk op hen achterliet.
The Prisma section is a series of short reflections on cinema. A Prisma always has the same length – exactly 2000 characters – and is accompanied by one image. It is a short-distance exercise, a miniature text in which one detail or element is refracted into the spectrum of a larger idea or observation.
La rubrique Prisma est une série de courtes réflexions sur le cinéma. Tous les Prisma ont la même longueur – exactement 2000 caractères – et sont accompagnés d'une seule image. Exercices à courte distance, les Prisma consistent en un texte miniature dans lequel un détail ou élément se détache du spectre d'une penséée ou observation plus large.
De Prisma-rubriek is een reeks korte reflecties over cinema. Een Prisma heeft altijd dezelfde lengte – precies 2000 tekens – en wordt begeleid door één beeld. Een Prisma is een oefening op de korte afstand, een miniatuurtekst waarin één detail of element in het spectrum van een grotere gedachte of observatie breekt.
Jacques Tati once said, “I want the film to start the moment you leave the cinema.” A film fixes itself in your movements and your way of looking at things. After a Chaplin film, you catch yourself doing clumsy jumps, after a Rohmer it’s always summer, and the ghost of Akerman undeniably haunts the kitchen. In this feature, a Sabzian editor takes a film outside and discovers cross-connections between cinema and life.
Jacques Tati once said, “I want the film to start the moment you leave the cinema.” A film fixes itself in your movements and your way of looking at things. After a Chaplin film, you catch yourself doing clumsy jumps, after a Rohmer it’s always summer, and the ghost of Akerman undeniably haunts the kitchen. In this feature, a Sabzian editor takes a film outside and discovers cross-connections between cinema and life.
Jacques Tati zei ooit: “Ik wil dat de film begint op het moment dat je de cinemazaal verlaat.” Een film zet zich vast in je bewegingen en je manier van kijken. Na een film van Chaplin betrap je jezelf op klungelige sprongen, na een Rohmer is het altijd zomer en de geest van Chantal Akerman waart onomstotelijk rond in de keuken. In deze rubriek neemt een Sabzian-redactielid een film mee naar buiten en ontwaart kruisverbindingen tussen cinema en leven.