Het leven ging iets anders door
Een film van Abbas Kiarostami
ln het vorige nummer van Skrien, liet Johan van der Keuken in de slotscène van En het leven gaat door per abuis de vader én de kleine jongen onder het dak van hun dinky toy een lraanse heuvel beklimmen. Ook wij herinnerden ons te laat dat de jongen was achtergebleven om naar het voetbal te kijken. Een mooie gelegenheid dus om nogmaals op En het leven gaat door terug te komen.
Ik zat me bij Kiarostamis film zozeer te vergapen aan de structurele samenhang tussen binnen en buiten, fictie, bijna-fictie en non-fictie, dat ik over het hoofd zag dat de kleine jongen in het puin bij de televisie was achtergebleven om het voetbal te zien. Ik vergat het terwijl ik het zag.
Hoewel ik me de laatste jaren bij het filmmaken meer en meer met narratieve problemen bezighoud en die ook amusant en opwindend vind, heb ik geen geheugen voor plot. Van Hitchcocks Marnie bijvoorbeeld, herinner ik me weinig meer dan dat een man in het leven (in het hoofd) van een vrouw kijkt, die een geheim heeft (ze besteelt hem?). En dat het gaat over de macht die de geleidelijke ontdekking van dat geheim hem over haar geeft. Dat het tegelijk beklemmend en erotiserend werkt: Sean Connery en Tippi Hedren samen binnen één binnenwereld binnen een binnenwereld. En de hallucinerende kunstmatigheid van dat alles, die mij nooit meer ontschoten is. Koud en heet. Je zou kunnen verdedigen dat Kiarostami dicht bij dit Hitchcockiaanse denken staat, hoewel hij veel meer in het emotionele midden opereert, het oker-grijze gebied.
Geen geheugen voor plot dus. Maar als je de afwezigheid van de kleine jongen in die slotscène van En het leven gaat door bewust meeneemt, dan wordt de film niet alleen qua plot, maar ook structureel nog interessanter: de vader reist tussen twee afwezigen, die verschillende posities binnen zijn werkelijkheid innemen. Hij moet de ene vinden, de andere behouden.
Eerlijk gezegd memoreerde ik de kleine jongen in de slotscène alleen omdat ik eenmaal die drie woorden “de kleine jongen” wilde neerschrijven. Het paste bij de lichte ontroering waar het me om te doen was en eerder in het stukje was de tijd er niet rijp voor. Terwijl ik het schreef zat ik mijn eigen filmpje te maken, blijkbaar. Ten koste van de herinnering aan het “waar gebeurde”. Mea culpa. Maar het moet kunnen, vind ik.
Deze tekst verscheen oorspronkelijk in Skrien 190, juni-juli 1993. Deze tekst is een antwoord op zijn vorige tekst over Abbas Kiarostami’s film die in het voorgaande nummer van Skrien verscheen.
Beeld uit Zendegi va digar hich [And Life Goes On] (Abbas Kiarostami, 1992)