Prisma #53
De innige verstrengeling van utopie en pessimisme, zo karakteristiek voor Godards late werk, ligt reeds besloten in Un film comme les autres (1968), een typevoorbeeld van zijn activistische cinema. Het grootste deel van dit werk bestaat uit 35mm-beelden in kleur van een groepje studenten en arbeiders, neergevlijd in het opgeschoten gras begin juli 1968 ergens in de faubourgs van Parijs, waar ze de gebeurtenissen van mei ’68 bespreken. Godard wisselt deze beelden af met 16mm-opnames in zwart-wit, found footage van de protesten zelf die een maand eerder plaatsvonden (we zien protestmarsen op de Parijse boulevards, de bezette Sorbonne, etc.). Deze ogenschijnlijk onschuldig ingreep geeft vorm aan de onstuitbare opmars van de geschiedenis die de utopische droom van een waarachtige gemeenschap zowel opschort als doet herleven. Ter verduidelijking verscheurt Godard een vrij bewerkt citaat van Hegel en verdeelt het over beide beeldtypen: “Quand l’art représente son monde avec des couleurs éclatantes,” horen we op de soundtrack, “un moment a vieilli et ne sera pas rajeuni avec ces couleurs.” De wereld in kleur – het heden van de over mei ’68 discussiërende jeugd – vooronderstelt dat een historisch moment oud is geworden en dat het, ondanks de kleuren, niet meer verjongd, niet meer teruggewonnen kan worden, dat er een scheur is ontstaan tussen de eigenlijke protesten en het gesprek, tussen daad en reflectie. De Hegeliaanse filosofie van de geschiedenis, zoals uiteengezet in Grundlinien der Philosophie des Rechts (1821), waaraan Godard dit citaat ontleent, verwerpt de utopie van activistische transformatie. Hegels reactionaire stelling is dat kennis van een tijdperk pas mogelijk is nadat het is afgelopen. Dit geldt ook voor de kunst, suggereert Godard, want deze kan pas in kleur verhalen wat er gebeurd is wanneer het gebeurde onherroepelijk tot het verleden behoort: om deze reden zal de kunst er nooit in slagen om dat moment terug te roepen.
Beeld uit Un film comme les autres (Jean-Luc Godard, 1968)