Vier gedichten
‘Armstrong’, ‘Het einde van de wereld’, ‘Duizend jaar in het leven van een vogel’ en ‘Weekend’
Naast advocaat, toneelschrijver, dramaturg, jazzcat en eenmalig filmmaker1 was Ernst Moerman (1897-1944) bovenal ook dichter. Hij leidde een kort, gecompliceerd maar wonderlijk leven. Zijn poëtica werd sterk beïnvloed door het werk van de Franse surrealist Jean Cocteau en hij was bevriend met de Franse dichter Paul Éluard. Over die eerste schreef hij in zijn gedicht ‘Denkbeeldig leven van Jean Cocteau’: “Jean Cocteau is een welgevormde zon / Die overal zijn oogglas zoekt / Mocht hij echt bestaan (mijn bril is niet van deze wereld) / Zou ik hem al gezien hebben / Ik geloof liever / Dat hij stierf op de dag van zijn geboorte.”2 Zijn werk wordt gekenmerkt door snerpende ironie, liefdevolle humor, gekwetste tederheid en een soms naargeestig en beklemmend afgrijzen. Hij publiceerde meerdere poëziebundels, waaronder Fantômas 1933 (1933),3 Vie imaginaire de Jésus-Christ (1935) en 37°5 (1937) en leverde bijdragen aan een groot aantal tijdschiften: La lanterne sourde, Le rouge et le noir, Écrits du nord, Music, Le journal des poètes en Les poètes de la rue des sols. In de bloemlezing La poésie francophone de Belgique wordt hij als volgt omschreven: “Het ongeregelde en te intense leven van Ernst Moerman uitte zich in een klein aantal spannende gedichten. Hij kan met Robert Desnos worden vergeleken: ze delen eenzelfde voorliefde voor Fantômas, een surrealistische en tegelijk hoogst vermakelijke beeldspraak en een hartstocht voor droomachtige cinema. De latere gedichten in het bijzonder zijn zeer aangrijpend en doen denken aan een andere dichter in de marge van het surrealisme, Antonin Artaud. Droefgeestigheid en vurigheid verdeelden deze zonderlinge en opwindende figuur.”4 De hemel in aanbouw, afgebeeld op het schilderij van René Magritte dat dienstdeed als decor voor Moermans theaterstuk Tristan et Yseult, opgevoerd in 1936 in de Brusselse cabaretzaal Trou vert, verzinnebeeldde in zekere zin Moermans inborst: hij werkte aan en wachtte op het oneindige.5 Jean Cocteau zou na zijn overlijden het volgende over hem schrijven: “Hij stierf als een dichter die geen duimbreed van zijn ziel spaarde.”6 De vier onderstaande gedichten luiden als volgt: ‘Armstrong’,7 8 ‘Het einde van de wereld’,9 ‘Duizend jaar in het leven van een vogel’10 en ‘Weekend’.11
Elias Grootaers
Armstrong
Armstrong speelde eens bingo met zijn zussen
Bulderde: “Ik ben het die het rauwe vlees bezit”.
Hij maakte er lippen van en sinds die dag
Verlangt zijn trompet terug naar hun eerste kus.
Zwarte aarde waar papaver bloeit,
Armstrong sust in huwelijksjurk de stortvloed in slaap.
Telkens ‘Some of these days’ voor mij
Twintig diktes stilte doorklieft,
Krijg ik één grijs haar
Duizelend in vrije val.
‘After you’ve gone’
Is een spiegel waarin de pijn zich ziet vergrijzen.
‘You’re driving me crazy’ is een sidderende dageraad
Waarin zijn trompet met opengesperde pupil
Zonder balanceerstok wankelt op de snaren van een viool.
En ‘Confessing’ doet hongeren naar tegenspoed.
Ongeduldig lied, je nachtvlindermuziek
Verbreidt zich in mijn aders waar alles vlam vat.
Armstrong, ouwe Mississippikerel,
Het meer loopt vol van je stem
En de regen stijgt weer naar de hemel.
Naar welke dorpen richten je pijlen
Nadat ze ons raakten?
Doorklieven ze wilde paarden
Voor ze ons vergiftigen?
De wortels van je zang mengen zich in de grond
Door de voren te volgen die de bliksem trok.
De Harlemnachten dragen de krassen van je nagels
En de diepzwarte sneeuw, in de zon van je hart.
Ik stap met gesloten ogen op een afgrond af
Waar je lonkende vrouwelijke noten me roepen
Zorgwekkender nog dan de roep van de zee.
Het einde van de wereld
De liefde, die strop rond de nek,
Door heel jonge mensen strak gedragen,
Door heel oude mensen los.
Maar jong heeft geen cent
Om touw te kopen.
En oud heeft niet eens meer een nek.
Duizend jaar in het leven van een vogel
Ik weet niet zo goed wie ik ben.
Mijn vragen, in de lucht, lijken indiscreet,
En iedereen hier doet zo gehaast.
Waarom zou ik doen zoals zij?
Mijn plaats is besproken, in de dood.
Honderdduizend vogels vliegen om mij heen,
Ze doen alsof ze mij niet zien.
Honderdduizend vogels van kristal,
Onzichtbaar voor het Kwaad.
Tussen de vogels
Voel ik mij op mijn best;
Begin noch einde hebben vogels.
Onophoudelijk strijken ze neer op wat ik zeg,
En wat ze schrijven in de lucht,
Moet op zijn kop gelezen worden.
Mensen halen boeien uit hun zakken,
Arresteren ons voor hun onbestrafte daden.
Waar mens en nacht samenvloeien
Tekenen drie vijandige ijzerdraden
Een driehoek in de lucht,
Waarvan de drie hoeken
Samen gelijk zijn aan twee rechte hoeken.
Driehoeken in de lucht,
Van mist doortrokken,
Laten vogels zonder geheugen
Onder elkaar de nacht verdelen.
Ik weet niet zo goed wie ik ben,
Maar ik herinner mij een onweersavond,
Waarop ik niet kon verdrinken in de zee.
Mijn moeder leerde mij me blauw te verven,
Om de pijlen van de jager te ontlopen.
Ik ben de blauwe beer aan de hemel,
In een wereld waarin metaal zonder kleur is,
En muziek niet beweegt.
Ik weet niet zo goed wie ik ben,
En ik ken niet veel.
Ik ken de geur van de Aarde,
Net zoals de regen uit de Hemel,
Tussen twee rookslierten.
De dood is een vogeldief.
En het is door haar dat ik nu weet,
Dat ik een vogel was.
Weekend
Sinds je van me houdt,
Laat die kleine verticale rimpel
Tussen mijn twee ogen
Mijn slaap niet meer los.
De slaap heelt de liefde niet
Zoals de heldere waterspiegel
De vlam niet dooft die zichzelf bekijkt.
Ik heb het niet koud meer
Sinds ik het ben die het meest van je houdt.
Mijn dorst stilt mijn honger
En mijn houtskool ruikt naar vanille.
Ik weet niet of ik eerder vals ben of fier.
Herinner jij je de bodem van de zee?
Je bent de enige vrouw
Die ik op zo’n diepte ontmoette.
We zijn nog maar op de honderdste verdieping,
We komen voorlopig niet boven.
We hebben drieduizend meter voor de boeg.
Laten we ons haasten om ons niet op te jagen
Om onze loden zolen
Niet te zeer te verslijten.
Maar in dit trage mirakel
Voel ik dat we te snel gaan.
Het uur van de koorts
Loopt vooruit op dat van de ziekte,
Zoals gehaaste vogels
Vooruitlopen op de wind die hen draagt.
Nu al stemmen we onze instrumenten niet meer
Om met z’n tweeën over het heden te spreken.
En ik luister alleen nog
Naar de vragen die ik je stel.
Terwijl ze slaapt en van anderen droomt,
(De anderen zijn heel vaak mij)
Staat haar parfum ’s nachts soms op
Om me te storen.
De haast verdwijnt in onze schipbreuk;
We verwarmen ons
Aan de masten van ons schip.
We verbranden de masten op het dek.
We zullen het dek verbranden op het scheepsruim,
Het scheepsruim op de zee.
Weldra zullen we enkel nog,
Drijvend, op drift,
De barometer terugvinden
Die mooi weer aangaf.
De liefde moet altijd
Aan deze zijde van de volgende dag blijven;
Aangezien geluk niet bestaat,
Laat ons proberen zonder geluk gelukkig te zijn.
- 1Hij maakte in 1937 slechts één korte, stomme film: Monsieur Fantômas, vrijwel zonder budget gedraaid en geïnspireerd op de misdaadverhalen over de mysterieuze misdadiger Fantômas van Marcel Allain en Pierre Souvestre. Voor meer informatie, zie de inleiding en de voetnoten bij Moermans tekst ‘In dienst van de poëzie’, in 1937 gepubliceerd in het Brusselse weekblad Le rouge et le noir.
- 2Ernst Moerman, « Vie imaginaire de Jean Cocteau », in: Ernst Moerman, Œuvre poétique (Brussel: André de Rache Éditeur, 1970). [origineel citaat: « Jean Cocteau est un soleil bien mis / Qui cherche un peu partout son monocle / S’il existait réellement (mes lunettes ne sont pas de ce monde) / Je l’aurais déjà vu / J’aime mieux croire / Qu’il est mort le jour de sa naissance. »] [eigen vertaling]
- 3Die bundel bevat de volgende verzen: “Fantômas … is een Centaur die het heel erg mist / Om van zijn paard te kunnen stappen.” [« Fantômas… est un Centaure qui s’ennuie / De ne pouvoir descendre de cheval »] [eigen vertaling]
- 4Liliane Wouters en Alain Bosquet (red.), La poésie francophone de Belgique (1885-1900) (Brussel: Éditions Traces, 1987). [origineel citaat: « La vie désordonnée et trop intense d’Ernst Moerman s’est traduite en un petit nombre de poèmes haletants. On peut le comparer à Robert Desnos : même goût pour Fantômas, images surréalistes tout aussi désopilantes, amour du cinéma onirique. Les poèmes de la fin sont particulièrement pathétiques et rappellent un autre poète en marge du surréalisme, Antonin Artaud. Tristesse et ferveur se partagent cette figure étrange et vibrante. »] [eigen vertaling]
- 5Gérard de Cortanze, Le monde du surréalisme (Brussel/Parijs: Éditions Complexe, 2005), 245-246.
- 6Gérard de Cortanze, Le monde du surréalisme (Brussel/Parijs: Éditions Complexe, 2005), 245-246. [origineel citaat: « Sa mort est celle d’un poète qui n’économisait pas un pouce de son âme. »] [eigen vertaling]
- 7Het gedicht werd door niemand minder dan Samuel Beckett vertaald naar het Engels, gepubliceerd in: Nancy Cunard (red.), Negro. Anthology (Londen: Nancy Cunard at Wishart & Co, 1934), met bijdragen van onder anderen: Louis Armstrong, Norman Douglas, Theodore Dreiser, W. E. B. Du Bois, Langston Hughes, Zora Neale Hurston, William Plomer, Ezra Pound, Arturo Alfonso Schomburg en William Carlos Williams.
- 8Ernst Moerman, Œuvre poétique (Brussel: André de Rache Éditeur, 1970). Het boek bevat een inleiding van Moermans vrienden en muzikale en artistieke metgezellen, Carlos de Radzitzky en Robert Goffin.
- 9Idem.
- 10Idem.
- 11Idem.
De vier gedichten verschenen in: Ernst Moerman, Œuvre poétique (Brussel: André de Rache Éditeur, 1970).
Seuls: Kort werk 2 vindt plaats op donderdag 29 november 2018 om 20u30 in KASKcinema. Meer informatie over de vertoning vind je hier.