Op zoek naar het “telegenieke”
Valse improvisatie en “black-out”

Ik heb de lezer hier weleens voorstellen gedaan die kunnen bijdragen tot een definitie van “telegeniek” in de betekenis die Louis Delluc aan het woord verleende. In functie van wat ik dag na dag op mijn werk zie, zal ik dat blijven doen.
Vorige zondag had ik de kans het zo subtiele, natuurlijke acteertalent van Madeleine Renaud en Jean-Louis Barrault te bewonderen, die tijdens hun Impromptu du dimanche samen met André Brunot zelfgekozen gedichten voordroegen. Om te beginnen viel het me op dat deze uitzending het eerste voorbeeld van een geslaagde fake improvisatie was. Daarmee bedoel ik een voorbereide improvisatie. Meestal bestaat er geen slechtere televisie, en alle uitzendingen waarin er zogenaamd gebruik van werd gemaakt, zijn verdwenen of hielden ermee op.
Denk maar aan de Cinémathèque imaginaire van Marcel L’Herbier of de korte onemansketch die Pierre Dumayet, ondanks het wekelijkse gestumper van de vertolkers, manmoedig een plekje blijft geven in Lectures pour tous. Alsof op televisie enerzijds enkel pure, oprechte improvisatie zonder enige trucage lijkt te werken, of anderzijds een perfect uit het hoofd geleerde tekst: een stukje dialoog of toneel. Toch weten Madeleine Renaud en Jean-Louis Barrault de kijker direct aan te spreken door om beurten te praten, zonder hun tekst voor te lezen, alsof ze met een vriend praten. Hun tekst was ongetwijfeld grondig voorbereid, maar hij leek spontaan te lopen. Ik ben er niettemin van overtuigd dat dit de uitzondering is die de regel bevestigt en enkel te danken is aan hun immense ervaring met het publiek.
De betovering gebroken door een black-out
Over ironie gesproken: uitgerekend toen André Brunot een fabel van La Fontaine voordroeg, bleef hij even haken. Ach, het was nauwelijks te merken hoor! En hij wist het op een soepele, elegante manier op te vangen. Niettemin voelde ik een steek in het hart toen hij haperde en het is me al lang duidelijk dat het veel pijnlijker overkomt als acteurs op televisie over hun tekst struikelen dan wanneer dat op het toneel gebeurt. (Vandaar ook het gelukzalige, heerlijke gevoel wanneer een stuk wordt gespeeld door acteurs die het door en door beheersen, zoals bij Marius et Fanny van Pagnol. Ik weet zeker dat de tv-versie beter was dan de film en het toneelstuk.)1 De verklaring hiervoor hebben we te danken aan Jean-Louis Barrault en zijn gezelschap.
Op tv hoort de persoon die ons aankijkt zich rechtstreeks tot ons te wenden, van mens tot mens; hij bevindt zich in ons midden. Dat verklaart trouwens het intieme gevoel dat van Impromptu op zondag uitgaat. Maar wanneer de spreker hapert en de draad kwijtraakt, komt het fake karakter van deze illusoire situatie plotseling aan het licht, want wij kunnen de persoon in kwestie niet helpen en hijzelf staat er helemaal alleen voor, kilometers bij ons vandaan en totaal hulpeloos tegenover zielloze machines. Op het toneel is de souffleur er voor de acteur die een black-out heeft. Bovendien is het publiek, dat bij het spel betrokken wordt, niet de lege, harteloze spiegel van die tekortkoming; het groepsgevoel van de toeschouwers, de aard van hun stilte zijn een mogelijke inspiratiebron voor een acteur die daar weet mee om te gaan, wat ook geldt voor de goochelaar wiens nummer mislukt, maar die na een knipoog naar het publiek gewoon opnieuw begint. Op televisie gaat het er helemaal anders aan toe: niet alleen vanwege zichzelf geeft een acteur die zijn tekst kwijt is ons een pijnlijk gevoel, hij dringt ons daarbij ook een gevoel van machteloosheid op. De persoon die tot nog toe zo dicht bij ons stond, wordt onbereikbaar en zit gevangen in de elektronische beeldbuis die hem ter wereld liet komen!
- 1Respectievelijk Fanny (1932) van Marc Allégret, gebaseerd op het toneelstuk dat op 5 december 1931 in première ging in het Théâtre de Paris, in een regie van Harry Baur. [n.v.d.r.]
Beeld uit While the City Sleeps (Fritz Lang, 1956)
Deze tekst verscheen oorspronkelijk als ‘À la recherche de la Télégénie. Fausse improvisation et « trou de mémoire »’ in Radio-Cinéma-Télévision, nr 274 (17 april 1955), en meer recent in Hervé Joubert-Laurencin, red., André Bazin. Écrits complets (Parijs: Macula, 2018).
Met dank aan Yan Le Borgne.
© Éditions Macula, 2018

