Johan van der Keuken, 1968
Het oog is het geestesoog.
Door de spanning tussen al zijn beelden en geluiden schept de film ruimte die dezelfde is als de ruimte binnen in een hoofd. Als men zich het binnenste van een hoofd als een concrete maar onnoembaar gestoffeerde ruimte voorstelt, roept de film door handwerkmagie die ruimte in het leven. Maar hij kan dit alleen doen door het vastleggen en rangschikken van fragmenten uit de stoffelijke wereld, wil het resultaat concreet zijn: de film is een ding.