De straat

VERTAALD DOOR TRANSLATED BY TRADUIT PAR Sis Matthé

1.

De film speelt zich af op straat. De huizen zijn leeggehaald: de hele straat staat vol meubels en toebehoren.

We zien een volledig ingerichte woonkamer, inclusief glazen luchter die in het midden van de straat hangt. De vrouw des huizes leidt een elegante receptie in goede banen.

De dochter des huizes speelt piano en zingt. Iedereen gedraagt zich alsof ze binnen in huis zijn. Verderop zien we een eetkamer gevuld met gasten, een keuken, een badkamer, slaapkamers, enz. Er is ruimte voorzien voor passerende voertuigen.

Nog verderop herkennen we een kantoor met werknemers, een kliniek met een operatiekamer. Wanneer de patiënt sterft door een combinatie van de bedreven handen van de chirurg en de zorg van de verpleegsters volstaat een lijkwagen om het lichaam zonder tussenstap op te pikken.

Terwijl het normale leven zijn gangetje gaat midden op straat, worden de trottoirs ingenomen door een handvol erg bedrijvige voorbijgangers.

Sommigen gedragen zich vreemd genoeg als gangsters, schieten met geweren en vermoorden mensen zonder dat de voorbijgangers of de mensen die midden op straat helemaal in hun bezigheden opgaan er enige aandacht aan besteden.

We zien in een donkere hoek zelfs een man die een meisje verkracht.

De vensters van de huizen zitten stampvol toeschouwers die nieuwsgierig en met grote belangstelling kijken naar wat zich op straat afspeelt.

Sommigen van hen liggen in een diepe slaap op de vensterbanken; zelfs de revolverschoten rond hun oren zijn niet bij machte hen te wekken.

De “venstertoeschouwers” verplaatsen zich soms van het ene huis naar het andere via een ingewikkeld stelsel van ladders, wat hun verplaatsingen tot gevaarlijke acrobatische toeren maakt.

Een koorddanser vindt het handiger om de straat over te steken op een koord.

Een brandweerwagen komt met loeiende sirenes aanrijden.

De brandweer overgiet de mensen die in de woonkamer zitten met modder. Het huispersoneel beschermt hen met paraplu’s die bedekt raken met een dikke laag modder.

2.

Een passerende jongeman is de enige die de wonderlijke schoonheid opmerkt van een jong meisje dat in bed ligt met ontblote boezem en slap uitgestrekte arm. Hij wordt terstond smoorverliefd. De intensiteit van zijn blik wekt het meisje. Het meisje, overweldigd door de collectieve waanzin, beeldt zich in dat ze in haar eigen slaapkamer is en kleedt zich zonder enige schaamte aan in het bijzijn van de extatische jongeman.

Zodra ze is aangekleed, duwt hij haar in een voorbijrijdende taxi. Ze is bang en uitdagend. De jongeman verklaart haar de liefde op poëtische, discrete en oprechte wijze. Hij formuleert zijn plotselinge en onweerstaanbare verliefdheid zo eloquent dat zij er op haar beurt door is aangedaan en stante pede totale liefde voor hem voelt.

De taxi komt aan bij een schitterend strand. De chauffeur eist op wat hem toekomt, en dat is behoorlijk wat. De jongeman stelt vast dat zijn portefeuille leeg is. Hij biedt zijn kleren aan als betaling. De chauffeur doet moeilijk en aanvaardt uiteindelijk het jasje, de broek en het hemd van de jongeman. Als fooi biedt de jongeman de chauffeur de jurk van het meisje aan. Er blijft hun enkel nog de mogelijkheid om in de zee te zwemmen. Vrolijk zwemmend verdwijnen ze algauw aan de horizon.

3.

Op straat.

Mensen komen uit een metrostation en zetten zich meteen aan de bureaus van een bedrijf of de machines van een fabriek.

Een tank baant zich een weg. Hij is uitgerust als een altaar waarop de mis wordt opgedragen.

In een traag rijdende bus is een rechtbank ingericht; de rechter velt zonder ophouden vonnissen over alles en iedereen.

Een vuilniswagen int de belastingen die iedereen bij het voorbijrijden dumpt.

De politieagenten worden voortgeduwd in kleine rolstoelen; ze dragen bij aan het kabaal door zonder ophouden te fluiten en te doen alsof ze het verkeer regelen. Hun opwinding lijkt op die van witte bloedlichaampjes. 

Een ijsverkoopster heeft magische objecten, glinsterende spiegels en amuletten bij zich.

Het einde van de straat wordt ingenomen door de zee, het zand, een haven.

Af en toe passeert er een grote stoomboot met loeiende sirene.

Aan het andere uiteinde van de straat bevindt zich een mijnterril met een schachttoren.

De moorden gaan door, er worden baby’s gewurgd, bebaarde Christussen gelyncht, en niemand lijkt verontrust.

Soms fotografeert of filmt men vanuit een raam een spectaculaire misdaad.

Vanuit een ander raam beschrijft een radioverslaggever wat hij ziet op averechtse en bedrieglijke wijze, in officiële en alledaagse bewoordingen. Hilariteit.

In de huizen zien we in zwarte gewaden geklede mensen die druk bezig zijn de meest uiteenlopende en allerlichtste voorwerpen te wegen op onder glas geplaatste apothekersweegschalen.

In andere ruimtes op de begane grond sluiten specialisten de meest onverwachte voorwerpen op in bokalen. Ze plakken er met buitensporig veel zorg etiketten op. Ze snellen naar de straat, pakken een schoen van een voorbijganger af en bergen hem op in een bokaal vol alcohol. Ze rukken de zwarte bril van een blinde bedelares af die verdwaald rondstrompelt en haar bloedrode ogen aan de wereld toont. Een rammelaar wordt afgepakt van een baby, van een waarzegster worden de kaarten weggenomen. In andere ruimtes, scholen, moeten de kinderen verplicht met hun rug naar de straat gaan zitten, terwijl een zwart schoolbord vaag spiegelt wat er op straat gebeurt. De schoolmeester beschrijft wat hij op straat ziet en alles wat hij noemt houdt onmiddellijk op met leven en verstijft; een ballet komt tot stilstand, een lied sterft uit, een vogel valt al stervend, een bloem verwelkt, enz. De kinderen die zich omdraaien naar de straat worden op de vingers getikt met een liniaal.

4.

De mijnwerkers komen uit de mijnschacht tevoorschijn. Ze gaan de straat op, hun gezichten zwart, leerkartonnen helmen op hun hoofd, brandende lampen in hun handen, in dichte rijen die de hele breedte van de straat innemen. Ze naderen met rasse schreden, neuriën een zacht en krachtig gefluisterd lied, voorafgegaan door een zwarte stofwolk.

Radeloos zetten de mensen in allerijl hun meubels en voorwerpen terug binnen. Ze gooien ze de kelders en de riolen in, ze hijsen ze op daken om niet verpletterd te raken door de stoet mijnwerkers.

Na de passage van de mijnwerkers haasten de mensen zich om het stof op te rapen dat van de mijnwerkers is gevallen in de vorm van kleine hoopjes steenkool. Ze gooien het de kelders in. Ze zien zwart van het stof.

Kort na de passage van de mijnwerkers strijkt een grote zwerm luidruchtige en dolle vogels langs de straat en de beweging van hun vleugels veroorzaakt een wervelwind die al het stof verjaagt. In de verte hoort men het muzikale geruis van de stoet mijnwerkers, steeds verder weg.

5.

Onze jonge geliefde zit in zijn trouwkleren opgesloten in een kamer voor een televisietoestel. Na grote technische inspanningen ontwaart hij een zeer wazig beeld van zijn verloofde. Hij spreekt tot haar en zij antwoordt terwijl een klok de seconden wegtikt. Ze spreken hun liefde uit voor elkaar en vertellen elkaar over de onuitwisbare wonde van hun smoorverliefdheid. Maar de secondewijzer stopt, het beeld vervaagt, technici werpen zich op de jongeman en knevelen hem om hem het zwijgen op te leggen.

Het is nacht.

De jongeman heeft zich serieus bezat.

Hij wankelt door de lege straat en begeeft zich, als was het zijn laatste hoop, naar een gele tramwagon die roerloos en leeg in het midden van de straat staat.

Met veel moeite hijst hij zich omhoog om met de stuurhendels spelen. Zodra hij de hendel bedient, stoot de tram hevige orgelgeluiden uit. Elk onderdeel van de tram dat de jonge zatlap vastneemt, is een nieuwe bron van orgelmuziek, alsof men de registers van het instrument zelf uittrekt. De geluiden doen denken aan een enorm draaiorgel. Aangedreven door het crescendo van de muziek komt de tram uiteindelijk op gang en rijdt door de ingeslapen stad in het licht van de maan, muzikaal en lyrisch geschreeuw uitstotend. Ten slotte rijdt de tram langs de zee over het zand en duikt het water in. De golven komen aan de tram likken. De jongeman wordt gewekt door het geluid van de zee. Hij kleedt zich uit en gooit zich in het water, maar zijn beweging zijn zwaar, hij wordt gefilmd in slow motion. Het zwemmen kost hem moeite, alsof hij in een angstdroom zit. Aan de horizon verschijnt zijn verloofde die – eveneens in slow motion – naar hem toe zwemt. Het kost moeite om elkaar te bereiken en te kussen. Ze zijn bijna net zo naakt als de vissen die in slow motion om hen heen zwemmen.

Close-ups van vissenstaarten die zich vertraagd openen tot een waaier versierd met veranderende, betoverende kleuren. We horen hoe de tram blijft zingen.

La rue (Henri Storck, 1951)

Dit surrealistisch scenario verscheen oorspronkelijk als ‘La rue’.

Met dank aan Marie Godet en Natacha Derycke.

©  Centre Daily-Bul & C°, met toestemming van het Fonds Henri Storck.

 

Deze tekst verschijnt in het kader van Seuls : Short Work 2’, vanavond om 19:30 op Avila. Meer informatie over het evenement vindt u hier.

ARTICLE
14.04.2021
NL FR
In Passage, Sabzian invites film critics, authors, filmmakers and spectators to send a text or fragment on cinema that left a lasting impression.
Pour Passage, Sabzian demande à des critiques de cinéma, auteurs, cinéastes et spectateurs un texte ou un fragment qui les a marqués.
In Passage vraagt Sabzian filmcritici, auteurs, filmmakers en toeschouwers naar een tekst of een fragment dat ooit een blijvende indruk op hen achterliet.
The Prisma section is a series of short reflections on cinema. A Prisma always has the same length – exactly 2000 characters – and is accompanied by one image. It is a short-distance exercise, a miniature text in which one detail or element is refracted into the spectrum of a larger idea or observation.
La rubrique Prisma est une série de courtes réflexions sur le cinéma. Tous les Prisma ont la même longueur – exactement 2000 caractères – et sont accompagnés d'une seule image. Exercices à courte distance, les Prisma consistent en un texte miniature dans lequel un détail ou élément se détache du spectre d'une penséée ou observation plus large.
De Prisma-rubriek is een reeks korte reflecties over cinema. Een Prisma heeft altijd dezelfde lengte – precies 2000 tekens – en wordt begeleid door één beeld. Een Prisma is een oefening op de korte afstand, een miniatuurtekst waarin één detail of element in het spectrum van een grotere gedachte of observatie breekt.
Jacques Tati once said, “I want the film to start the moment you leave the cinema.” A film fixes itself in your movements and your way of looking at things. After a Chaplin film, you catch yourself doing clumsy jumps, after a Rohmer it’s always summer, and the ghost of Akerman undeniably haunts the kitchen. In this feature, a Sabzian editor takes a film outside and discovers cross-connections between cinema and life.
Jacques Tati once said, “I want the film to start the moment you leave the cinema.” A film fixes itself in your movements and your way of looking at things. After a Chaplin film, you catch yourself doing clumsy jumps, after a Rohmer it’s always summer, and the ghost of Akerman undeniably haunts the kitchen. In this feature, a Sabzian editor takes a film outside and discovers cross-connections between cinema and life.
Jacques Tati zei ooit: “Ik wil dat de film begint op het moment dat je de cinemazaal verlaat.” Een film zet zich vast in je bewegingen en je manier van kijken. Na een film van Chaplin betrap je jezelf op klungelige sprongen, na een Rohmer is het altijd zomer en de geest van Chantal Akerman waart onomstotelijk rond in de keuken. In deze rubriek neemt een Sabzian-redactielid een film mee naar buiten en ontwaart kruisverbindingen tussen cinema en leven.