Pierre
Jan Decorte, van wie we op BRT reeds het televisiespel Nature Morte zagen en die in Jeanne Dielman van Chantal Akerman speelt, maakte een film, Pierre. Hij werd onlangs in het Filmmuseum vertoond. Zwart-wit, 16 mm.
Het is een intrigerende film door zijn originele opstelling in het veld van de Vlaamse filmproductie. Hier geen gooi naar een standaardnorm van technische afwerking die door geen esthetische politiek gedragen wordt. Wel een nadrukkelijk afgebakende grens, een nadrukkelijke stijl waarbinnen de hele film zich dient te ontplooien. Dit is een ongewone (bijna suïcidale) weg voor een jong (Vlaams) cineast. Zijn collega’s is het altijd weer te doen om aantrekkelijke films te maken, waarvan men zal zeggen dat ze degelijk en professioneel gemaakt zijn. Films die een officiële subsidiebeurs kunnen losmaken, maar het publiek slechts de vaststelling kunnen ontlokken dat ‘wij’ het misschien ooit ook zullen kunnen. Films die blijven bewegen in de afstand en spanning tussen de ‘norm’ van de internationale filmproductie en ‘onze’ lokale inspanningen. Films die deze afstand willen ongedaan maken, maar tegelijk in stand blijven houden. Films die in het stadium blijven zitten van de experimentele imitatie, maar geen enkele aanspraak laten gelden op originaliteit.
De film van Decorte is verbluffend hautain gemaakt, diametraal indruisend tegen de geplogenheden en verwachtingen van de jonge Vlaamse film. Wat Decorte met zijn acteurs doet, is verrassend ongewoon. Dit is een unieke Vlaamse film waarin Vlaamse acteurs zo gemanoeuvreerd zijn dat zij noch Hollands-dynamisch, noch plomp-Vlaams op het scherm staan. De titel van zijn televisiespel is een soort programmaverklaring van de cineast: Nature Morte. Stilleven, zo laat hij zijn acteurs een tekst zeggen, een scène spelen, en zo filmt hij ze ook. Dit in tegenstelling tot dat onhandige dynamisme dat Vlaamse acteurs zo irritant maakt.
Deze esthetische opstelling trekt zich ook door op het gebied van de cameravoering en de cadrage, de geraffineerde aandacht voor het decor en de ruimte. Dit is voor mij dan ook de grote openbaring en de grote kracht van de cineast: daarin is hij zondermeer uniek in Vlaanderen. De voordelen die hij weet te trekken uit benauwende keukens en kamertjes is meesterlijk. De aandacht die hij heeft voor de miezerige triestigheid van het decor van de kleinburgerij uit de jaren vijftig is geraffineerd en trefzeker.
Kortom, het is als metteur-en-scène dat Decorte beloftevol lijkt. Als scenarist en dialogist is hij minder gelukkig. Mij tenminste irriteert nogal de problematiek die hij aansnijdt: de kleine functionaris gevangen in een web van familiale controle en repressie, gebukt onder de ouderlijke (moederlijke) tirannie, gevangen in de sleur van een kantoorloopbaan, om tenslotte in een vlaag van bevrijdende waanzin zijn autonomie te affirmeren. De esthetische optie van de metteur-en-scène, namelijk een esthetiek van het stilleven aan te hangen, ligt te dicht bij de problematiek die hij ermee benadert. De beklemming van de kleinburgerij laat zich te makkelijk als ‘nature morte’ benaderen.
Dit artikel verscheen origineel in Kunst en Cultuur, 16 november 1976.
De tekst is bijgewerkt volgens de nieuwe spelling.
Deze tekst verschijnt in het kader van de online première van Hedda Gabler (1978), Pierre (1977) en Witlod Gombrowicz: voorvallen, avonturen (1977) van Jan Decorte, vanavond om 19:30 op Avila. Meer informatie over het evenement vindt u hier.