← Part of the Issue: Tussen hoofd en handen

De mystiek van de camera

Bericht voor Menno Euwe

Hoe terugkomen, hoe achterlaten. De filmische ruimte New York, Lower East Side, “Loisaida”, zoals de Spaanstalige bewoners van de buurt het zo prachtig fonetisch noemen en ook schrijven; lek plaveisel, rot gebit, putdeksels, brandgaten, schroeiplek in de stad – nu achtergelaten, alles vergeten, dement geworden zoals in de Hersenschimmen van Bernlef. Opeens weet je geen naam, geen plaats, geen nummer meer, je bent blind van te veel zien.

Inderdaad ja, filmen is een Werk van Liefde. Eindeloze liefde, grote onbestemde stroom van en naar mensen, levenskracht en verlangen. Eindeloos gesjouw met de camerakoffer en de tas met toebehoren, de rollen film en Nosh met de Nagra en de microfoons, de tapes en het licht, soms aan de grens van het fysische kunnen, voor vrouwen heel gewoon zegt ze (nou, mij werd het wel eens te dol, op het laatst in de geldcentra in de drom tussen de wolkenkrabbers, altijd te dichtbij voor een taxi of subway, maar te ver om te lopen met al die handel). Eindeloos pleased to meet you, everything nice, beautiful, impressive, te gek, we willen graag filmen hoe people survive and the money, how it flows, those who have it those who don’t. Dat willen we filmen, daarom willen we jullie dus filmen. Lieve mensen! Ze zijn gewoon lief, dat wil zeggen zeer levend, óf dood, verslaafd, kapot, down and out. Sinds Bessie Smith is er een hele down-and-out-romantiek, het noemen-zeggen-zingen benoemt een onvoorstelbare ervaring die vervolgens legende wordt, vervolgens folklore, vervolgens leugen. Er schuift een aanvaardbare hanteerbare vorm tussen de mens en zijn waarheid. ‘Nobody Knows You When You’re Down and Out’, een liedje tussen de tanden gefloten van de rijkaard terwijl hij plooit zijn zitvlak over de geldzak. Onoplosbaar vormprobleem.

Elektriciteit van het doen in deze stad. Dat geklaag en gezeur altijd in Holland, er kan nooit niks ... kom op jongens, er tegenaan! Iedereen kan het maken. Mijn wereld is een enorme buik, ik zwel en over die ballon kijk ik naar andere werelden onder mij, klein als mijn minuscule teentjes: dit hier is mijn Amerika, en morgen stem ik voor meer en meer, het mag nooit ophouden. Ander ik (schrijver dezes) zegt: wel gevaarlijk voor andere werelden die dan minder en minder krijgen en willen dat het juist wel ophoudt, daar komt spanning, geweld van. Maar ook wij inderdaad ja zijn geraakt door die daadkrachtige vonk, net zoals de kleine man die een taaie ijzersterke man is, een Puerto Ricaan of Dominicaan die vanzelfsprekend tegen is, maar ook hij onderneemt, always looking for some business, hij stijgt of sterft, hij zet zich schrap om te blijven waar hij is in zijn buurt zijn huis piepklein aan de voet van de macht en niet uitgerookt te worden en weggeschopt over de bruggen naar Brooklyn en de Bronx. Hij schat zijn waarde en die van zijn gelijken en handelt. We zijn wel gecharmeerd van dat actieve, het pept op, verfrist ja. Het is net alsof je met een achtenzeventigtoerenplaatje meeschrijft, die noten gaan te snel, heb je de wanhoop gezien, ja gezien maar nu dement, wel een dreigend gevoel soms in de schemer lopend tussen groepjes schemerige figuren op stoepen voor verbrande huizen tussen stapels alleen maar stukke teevees en injectienaalden.

Als we een arrestatie filmen klinken er stemmen boven de kleine menigte kijkers: “Hey motherfucker, get out of our neighbourhood!” Doodsbang opeens, misschien straks mes in de rug, stop met filmen juist als een van de cops pesterig de pet licht van de kleine arrestant, zit daar nog heroïne onder? Het meest vernederende moment, had ik moeten draaien, wroeging daarover. Onze schutsengel in de Loisaida, Marlis, roept terug naar die boven ons uit het verbrande venster krijsende stemmen: “Shut up, you bitches, I live here! You just moved in trom Connecticut!” Volgende keer dapperder zijn.

Er is een hele mystiek van de camera, waaraan je moet gehoorzamen. Als iemand danst en ik film haar, dan dans ik ook met de camera, ik zie de randen van het beeld dansen met de randen van die mens, die vrouw. Zoals Adela, vrij dikke, maar stevig glanzende zwarte vrouw, zo’n appetijtelijk aanstekelijk schuchter maar doortastend wezen. Danst op de stoep voor haar restaurant Caprice aan de Avenue C, danst op de muziek van het aandoenlijk geluidskarretje, voorgereden door een rond hispanic heertje met hoed en sigaar ten behoeve van de verlamde Puerto Ricaanse kinderen – aiudales a caminar, help ze weer lopen – en ik dans mee met de camera, een klein beetje maar en hopelijk onmerkbaar want ik moet het bescheiden houden tegenover deze meesterdansers: Adela zelf dus, andere restaurantvrouw, kleiner, gegroefder, wetend, lachend; besnorde heer in wit jasje, ook van het restaurant, altijd zwijgend maar galant ter been; swingend, tandeloos, stralend, oud wijfje met sigaretje; jong meisje verderop, introvert, alleen deinend en verend in de heupen; diverse toeschouwers, een enkeling drinkend uit een bruine papieren zak. Heerlijk precies met de camera dansen, ik weet dat Nosh het goede geluid pakt, ze neemt me mee naar de overkant van Avenue C, de akoestiek wordt opeens melancholiek ver weg, Italiaans neorealistisch, dansers worden klein beweeglijk tegen platte gevel geplakt, paarsrode baksteen, blik, ijzer, oud aluminium, gelige verf, oud stoepsteen, decor met letters Candy Store, Caprice en verderop mijn dierbare Eddy’s Bakery Shop met de suikertaart en het hoopvolle bruidspaar daar bovenop: Loisaida America Decor. Verzet je niet, houd er zielsveel van. De filmische ruimte waaruit men referenties aan oudere cinema natuurlijk niet blijvend kan weren – de barbaar Fuller is op dit de sterkste – maar stel ze uit, wantrouw die referenties en pel af dat beeld en terug naar de geleefde wanhoop en hartstocht. Gevoelens die misschien kleiner en minder klassiek zijn, maar tenminste binnen je eigen bereik. Blijf zo lang mogelijk latent. Wees dement. Here I Stand. I’m Blind. Please Help Me, Buy A Pencil.

Tweedehandspak gekocht voor de reis bij Jojo in de Herenstraat met stropdas – had ik minstens vijftien jaar niet meer aangehad – en vervoegen ons met innemende ondernemende glimlach bij financiers, investors. Al verschillende boekjes gelezen over geld maar dit is niet de wereld van Heertje, hier heersen Mark Motroni, Peter Bakstansky, Ed Kassakian, Roger Kubarych en Mike Kajenka, die de koude ogen van J.R. heeft. Ze maken me angstig, mijn das knelt. Over geld, de bloedstroom, de schone killer, het maken van iets uit niets, denk ik in stilte, afgewend, heimelijk en op termijn, ik verraad mijn gedachten niet aan mijn denken dat zich afwezig houdt, wachtend op het onverwachte moment dat de nooit aflatende stroom van info zich laat vangen in een heel gewoon beeld. Tot dat moment begrijp ik niets. Ik maak een compositie in tekens die ik gaandeweg opvang. Tekens die ogen hebben en stem, ontvangen met een vrouw die geliefde en vriend is, in een ruimte van vlees waarin ik gelukkig ben, in een filmische ruimte waarin ik gelukkig ben. Filmische ruimte tussen wand en stralend en onschuldig gas waarop lichamen en dingen lichtend verglijden. Als ik goed draai is de camera een veer, een veren veer of een stalen veer. Als twee mannen kijken is het anders. Als twee vrouwen kijken is het nog anders. Als een man en een vrouw kijken is het weer anders. Twee ogen, Beeld en Geluid, maken samen een derde oog.

In restaurant Caprice. Links wéér een andere restaurantvrouw. De vrouwen passen maar net achter de bar, zo nauw is het daar. Rechts, plat langs de wand – want ook aan die kant is er weinig ruimte – staat Luis, zoon van Adela, de vrouw die op de stoep danste. Boven op zijn kamer heeft Luis een homecomputer, daar oefent hij op. Hij droomt ervan heel New York te voorzien van het voortreffelijke Puerto Ricaanse voedsel uit zijn moeders keuken. Bij voorbeeld het reusachtige makelaarskantoor Merill Lynch, daar werken veel hispanic people, die zullen dat eten allemaal heerlijk vinden. We hebben Luis zojuist gefilmd terwijl hij dat toekomstplan ontvouwde. Achter de tevreden grijnzende cameraman zijn de geluidsvrouw en haar apparatuur maar zeer ten dele zichtbaar.

Deze tekst werd voor het eerst gepubliceerd in Skrien nr. 139, winter 1984/1985.

Beelden uit I Love Dollars (Johan van der Keuken, 1986)

ARTICLE
16.10.2024
NL FR EN
In Passage, Sabzian invites film critics, authors, filmmakers and spectators to send a text or fragment on cinema that left a lasting impression.
Pour Passage, Sabzian demande à des critiques de cinéma, auteurs, cinéastes et spectateurs un texte ou un fragment qui les a marqués.
In Passage vraagt Sabzian filmcritici, auteurs, filmmakers en toeschouwers naar een tekst of een fragment dat ooit een blijvende indruk op hen achterliet.
The Prisma section is a series of short reflections on cinema. A Prisma always has the same length – exactly 2000 characters – and is accompanied by one image. It is a short-distance exercise, a miniature text in which one detail or element is refracted into the spectrum of a larger idea or observation.
La rubrique Prisma est une série de courtes réflexions sur le cinéma. Tous les Prisma ont la même longueur – exactement 2000 caractères – et sont accompagnés d'une seule image. Exercices à courte distance, les Prisma consistent en un texte miniature dans lequel un détail ou élément se détache du spectre d'une penséée ou observation plus large.
De Prisma-rubriek is een reeks korte reflecties over cinema. Een Prisma heeft altijd dezelfde lengte – precies 2000 tekens – en wordt begeleid door één beeld. Een Prisma is een oefening op de korte afstand, een miniatuurtekst waarin één detail of element in het spectrum van een grotere gedachte of observatie breekt.
Jacques Tati once said, “I want the film to start the moment you leave the cinema.” A film fixes itself in your movements and your way of looking at things. After a Chaplin film, you catch yourself doing clumsy jumps, after a Rohmer it’s always summer, and the ghost of Akerman undeniably haunts the kitchen. In this feature, a Sabzian editor takes a film outside and discovers cross-connections between cinema and life.
Jacques Tati once said, “I want the film to start the moment you leave the cinema.” A film fixes itself in your movements and your way of looking at things. After a Chaplin film, you catch yourself doing clumsy jumps, after a Rohmer it’s always summer, and the ghost of Akerman undeniably haunts the kitchen. In this feature, a Sabzian editor takes a film outside and discovers cross-connections between cinema and life.
Jacques Tati zei ooit: “Ik wil dat de film begint op het moment dat je de cinemazaal verlaat.” Een film zet zich vast in je bewegingen en je manier van kijken. Na een film van Chaplin betrap je jezelf op klungelige sprongen, na een Rohmer is het altijd zomer en de geest van Chantal Akerman waart onomstotelijk rond in de keuken. In deze rubriek neemt een Sabzian-redactielid een film mee naar buiten en ontwaart kruisverbindingen tussen cinema en leven.