Op stap met Chantal

Deel 2

Deze fragmenten zijn afkomstig uit Een tafel voor een, in 1990 uitgegeven door Uitgeverij SUN (Nijmegen).

Los Angeles, einde jaren zeventig

Nat an’Al waar we dagelijks ontbeten, bleek niet alleen onze geliefde stek te zijn. Er kwamen, zo vertelde men, ook veel beroemdheden. Dat was ons niet opgevallen; bovendien stoorde het ons allerminst, omdat we ons daar thuis voelden. “Als je Bette Midler soms ziet, spreek haar dan aan”, zei Chantal lachend, want ze wist heel goed dat zij zich op dat moment in New York bevond. (We hadden tijdens een verblijf van een paar weken in New York, dat aan onze komst naar Los Angeles voorafging, een afspraak met haar proberen te maken. Zonder resultaat. Het contact verliep heel ingewikkeld. Chantal moest alles regelen via Midlers boyfriend, die tevens een beetje als haar agent optrad. Dat kon alleen telefonisch, zodat zij om een afspraak met Bette Midler, die in New York verbleef, te maken, vanuit New York naar Los Angeles moest bellen, waar de boyfriend de agenda van Bette Midler regelde. Niet eenvoudig dus. Ondertussen was Chantal via de telefoon wel tamelijk bevriend geraakt met de boyfriend. Alleen had hij zich, toen we in Los Angeles aankwamen, net bij zijn Bette in New York vervoegd.)

Onder het heerlijke ontbijt van pancakes met maple syrup spelde ik de Daily Variety uit, vooral de berichten over wie zich op welk moment waar bevindt. De rubriek From Los Angeles to New York; from New York to Los Angeles is belangrijker dan de weersvoorspelling. Zo kon ik Chantal dagelijks op de hoogte houden van het wel en wee van Hollywood, ons nieuwe dorp. Dat Cherry Lansing als eerste vrouw tot een topfunctie in een studio was opgeklommen, leek mij een goed voorteken. Maar Chantal geloofde er niet zo erg in, net zomin als in de weersvoorspellingen.

Aan de tafeltjes rondom ons zaten beroemdheden, alleen waren ze meestal onherkenbaar en leken ze als twee druppels water op niet-beroemdheden. Het was pas breakfast time, zodat ze zich nog niet echt in een celebrity hadden kunnen omtoveren. Op een dag meenden we iemand te herkennen; sterker nog, we zagen het meteen. Daar zat Bo Derek moederziel alleen te ontbijten. Bo Derek, een nu vergeten grootheid, was in die jaren her toppunt van vrouwelijk schoon. Ze had een lenig en pezig lichaam, met voor Hollywood-begrippen nogal bescheiden borsten, waar ze in haar filmrollen, ter compensatie, niet zuinig mee omsprong. Daarboven droeg ze een exotisch, blond kapsel waarin allerlei vlechtjes en frutseltjes waren verwerkt, een kapsel dat nogal wat kapperszaken over de hele wereld klandizie bezorgde, want alle vrouwen wilden ineens een Bo-Derek-kapsel.

Daar zat ze dus koffie te slurpen en haar Daily Variety te lezen, zoals iedereen. Onder de bruine pancake die het op het doek zo wonderbaarlijk goed deed, verborg ze een indrukwekkende verzameling rimpels en rimpeltjes. Het leek de Po-delta wel. Ook haar handen en armen, waarin de ouderdom meedogenloos tekens had gegroefd, waren een en al ravijn. Maar op een afstand van een paar meter zag ze er stralend jeugdig uit, een beeld waarachter een niet te stuiten aftakeling schuilging.

Toch was ze het. Maar kon ze al zo oud zijn? Als dat niet de echte Bo Derek was, dan had deze imitatie des te meer recht op onze bewondering. Ze was haast geslaagder dan het origineel. Maar Emile en ik konden niet tot een definitief oordeel komen (aan haar borsten kon je niets zien, die waren, anders dan in de film, zedig bedekt). Het was ontegenzeglijk een indrukwekkend fenomeen. Als dit de echte Bo Derek was, dan getuigde haar jeugdige verschijning op het witte doek, dat moest je toegeven, van groot vakmanschap. Was dit daarentegen een namaak Bo Derek, dan kon je er evenmin onderuit te erkennen dat deze imitatie perfect was geslaagd. Degene die we zochten was helaas niet Bo Derek, maar Bette Midler. En die was op dat moment in New York. (Later heb ik bedacht dat het misschien de moeder van Bo Derek was. Dat we niet terstond op dit idee kwamen, maakt duidelijk hoezeer we in de war waren.)

We woonden in Hollywood en konden maar niet wennen aan de triomf van de schijn, aan de overmacht van de façade. Zelfs de prachtige art-decogebouwen, die er kwistig zijn rondgestrooid, leken op den duur saai.

Kerstmis was achter de rug en vervolgens zouden we de laatste dag van het jaar in intieme kring in de bungalow vieren. Onze gastvrienden hadden een bevriend stel uitgenodigd. ‘s Middags had ik in de oude Renault van onze gastvrienden de buurt afgestruind op zoek naar een bloemenzaak. Het leek ons het beste om de gastvrouw met bloemen te verblijden; we konden niets anders voor haar bedenken. Ik wist uit ervaring dat het in New York lang niet eenvoudig is een bloemisterij te vinden, maar ik nam aan dat het in een stad als deze, met haar glamour en zon, niet al te moeilijk moest zijn. Ik koos die buurten van Beverley Hills uit waar ik de aanwezigheid van een bloemist vermoedde. Tevergeefs. Ik zocht in supermarkten. Ook tevergeefs. Het werd al laat en ik had nog steeds niets gevonden dat op een ruiker leek. Ik stond op het punt een slijterij binnen te stappen om een fles Bols te kopen, toen ik een winkel ontdekte waar wel eens bloemen zouden kunnen worden verkocht. Ik was al ettelijke malen aan die piepkleine zaak voorbijgegaan, maar zag er alleen enkele vazen en allerlei serviesgoed staan. Pas nu merkte ik dat er ook planten en zelfs een paar snijbloemen werden verkocht. Ik zag rozen die er vermoedelijk al van voor de Kerst stonden, ze zagen er behoorlijk verlept uit. Aan de prijs was dat alleen niet te merken, ze waren onbetaalbaar. De anjers zagen er nauwelijks fleuriger uit, maar ze vielen tenminste in een prijsklasse die te overzien was. (Minstens drie flessen Bols had ik voor de treurige anjers kunnen kopen!) Hoe dan ook, bloemen leken me voor een Française gepaster dan een Hollands likeurtje.

Na urenlange omzwervingen kwam ik met mijn zielige boeket thuis. “We maakten ons al ongerust vanwege die oude Renault”, zei Chantal. Emile en zij keken beduusd naar de stengels met de flodderige dingen eraan die anjers moesten voorstellen. Was dat het weelderige boeket dat we Lise als dank voor haar gastvrijheid wilden schenken! Onze Française barstte niettemin in gulle dankwoorden uit en deed alsof ze in geen jaren twaalf anjers had gezien (dat zal ook wel waar zijn geweest, anders had ze de bos waarschijnlijk meteen weggegooid). “Oh, des œillets”, riep ze verrukt uit, alsof er toch een restje spontane menselijkheid in haar vermolmde Hollywoodziel was achtergebleven.

Het diner dat uit een eenvoudig maal bestond en door de echtgenoot-jurist was bereid, draaide uit op niet minder dan een ramp. Het was het resultaat van een aantal wijzigingen: eerst zouden onze gastvrienden buitenshuis eten met vrienden. Daarna weer niet, omdat de gastvrouw het zielig vond ons alleen te laten. Dus besloot ze zelf een feestje te organiseren, een intiem souper, met een bevriend paar dat naar haar zeggen heel aardig was. Bij kennismaking bleek dit paar te bestaan uit een andere Française, die zich liet vergezellen door iemand die ze waarschijnlijk op het laatste nippertje had weten te ronselen. Zij was actrice, maar deed zich voor als zangeres; het kan ook omgekeerd zijn geweest. Het werd die avond niet duidelijk waar ze zich precies mee bezighield. Wel was duidelijk dat ze heel druk bezig was en binnenkort aan de top zou staan, dankzij de verscheidenheid en uitmuntendheid van haar bezigheden. Haar vriend leek op een Amerikaan, van wie niet kon worden vastgesteld of hij Frans sprak, of deze taal kon verstaan. Want de vriendinnen kwekten er ononderbroken op los en verhaalden elkaar uitvoerig hun wederwaardigheden in de hoofdstad van de showbusiness. De contracten, agenten, afspraken en optredens vlogen je als kogels om de oren. Het had iets obsceens, te moeten aanhoren hoe de Franse taal werd misbruikt voor al dat Hollywoodiaanse business-gedoe. De vriendin van onze gastvrouw keek over iedereen heen en sprak vanuit de hoogte een aantal flarden van zinnen die ze links en rechts in het rond strooide. Onze gastvrienden stonden haar slaafs te woord. Zij was immers iemand. Misschien spande ze zich zo in omdat ze merkte dat geen van ons drieën een woord geloofde van wat ze zei. Ze kon het niet velen dat ze in onze ogen een nobody bleef.

(Enige jaren later stond ik te wachten in een Parijs metrostation. Verstrooid bekeek ik de affiches die er hingen. Tot mijn grote verrassing werd mijn oog getroffen door de naam van onze oudejaars-Hollywood-actrice-chanteuse, die in grote letters stond afgedrukt op een aankondiging van een nieuw boulevardstuk, Joyeuses Pâques. Hoe was ze daarin terechtgekomen? En niet eens in een bijrol, maar in een van de hoofdrollen? Nou ja, voor minder kom je ook niet uit Hollywood over, dacht ik cynisch. “En dan nog wel voor een stuk met een titel als Joyeuses Pâques. Nú kan het er nog mee door. Pasen ligt inderdaad in het verschiet. Maar wie durft na Pasen of bijvoorbeeld rond de Kerst nog in een Vrolijk Paasfeest op te treden? Stel je haar eens voor, aan de Côte d’Azur op een jacht, converserend met vrienden en kennissen: “Et, qu’est-ce-que vous comptez faire à la rentrée, ma chère !” “Je reprends Joyeuses Pâques. C’est un grand succès !Joyeuses Pâques werd inderdaad een groot succes. Telkens wanneer ik nadien om de zoveel maanden in Parijs kwam, moest ik vaststellen dat Joyeuses Pâques zijn “5e mois de succès” inging of als “succès triomphal” zijn “8e mois” beleefde. Daar zijn later nog jaren bijgekomen! Zij had het toch ver geschopt: van een oudjaarsdinertje in Hollywood tot een eeuwigdurend Paasfeest in Parijs!)

Naargelang het gebraad, dat al niet groot was, kleiner werd, nam de verveling toe. Er was bovendien weinig te drinken. Chantal greep inmiddels af en toe zelf maar naar de fles. De conversatie wilde niet erg vlotten. Door telkens van het ene onderwerp op het andere over te gaan poogden we het ene kwartier aan het andere te lijmen. Moeizaam sleepten we ons van gerecht tot gerecht. Middernacht liet op zich wachten. Chantal was onderuitgezakt op haar stoel. Ze had de bovenste knopen van haar jeans losgemaakt en zat luidruchtig filtersigaretten te paffen, alsof het sigaren waren. Dit was zoals ik wist een gevaarlijk teken, dat erop wees dat ze zich danig aan het vervelen was, de mensheid als geheel begon te verafschuwen en deze, nu nog passieve agressie weldra zou gaan omzetten in fysiek of verbaal onbehoorlijk gedrag. Ze zou een glas omgooien, hetgeen ze prompt deed, echter zonder het beoogde effect, want het glas viel niet over de jurk van onze actrice-star, maar over de jeans van haar vriend. Verder wist ze zich bewonderenswaardig te bedwingen. Ze grijnsde en deed er voor de rest het zwijgen toe, ook al geen goed teken. Emile was, als het ware om een tegenwicht te bieden aan de ongegeneerd luie houding van Chantal, stokstijf op zijn stoel gaan zitten en glimlachte engelachtig dom, zoals hij pleegt te doen wanneer hij beseft dat hij zich het beste maar afzijdig kan houden. Ik op mijn beurt had maagkrampen (en Chantal de volgende dag ook, naar ze beweerde van het slechte eten).

Eindelijk was het zo ver. De klok sloeg middernacht en we zoenden elkaar zo hartelijk als we maar konden. De dames gingen zich opfrissen, want het was de bedoeling om nog uit te gaan. Emile en ik weigerden mee te gaan, ondanks de smekende blikken van Chantal. Zij vond dat ze de uitnodiging niet mocht afslaan. Wij hielden echter halsstarrig vol dat we moe en uitgeput waren van al die drukke dagen in Hollywood. Nee, als beste brave mensen uit de achterlijkste provincie van Europa wilden we, op de eerste dag van het jaar eens vroeg gaan slapen. De nacht doorbrengen in een Hollywoodse nachtclub leek ons wat te wild. Samen met de jurist deden Emile en ik de afwas, terwijl de dames zich in de slaapkamer opknapten. Het was het prettigste moment van de avond.

Voordat ze haar jas aantrok, kondigde onze gastvrouw aan dat ze nog iets wilde regelen. (Het klonk zo plechtig dat we dachten dat ze met een cadeautje op de proppen zou komen.) Ze had echter de rekening van het diner opgemaakt. Het totaalbedrag had ze over drie maal twee personen omgeslagen, waarmee ze te kennen gaf dat wij (Chantal, Emile en ik) er voordelig afkwamen. We waren immers een driehoofdig koppel! Ik zag dat Chantals blik vervaarlijk uitging naar de bos roze anjers en vreesde dat ze die elk moment uit de vaas kon rukken en met wellust op de grond kon werpen om er een wilde csardas op te gaan dansen. Maar ze beheerste zich en gaf met een zakelijk knikje in mijn richting te kennen dat ik mocht betalen voor ons driedelig koppel.

De volgende dag, toen ze met hevige maagkrampen in bed lag, vroeg ik haar hoe de nacht verder was verlopen. “Sinister”, zei ze. “Eerst hebben we urenlang rondgereden op zoek naar een nachtclub of disco. De eerste was dicht en bleek opgeheven, een volgende was overvol, in een derde wilden ze ons niet binnenlaten en in een vierde zijn we de actrice kwijtgeraakt. We zijn toen maar naar een vijfde gegaan. De boyfriend van de actrice was namelijk handtastelijk geworden. In de zesde hebben we een groepje kennissen en vrienden ontmoet, en de verloren actrice teruggevonden. De vrienden-paren kregen ruzie, eerst onderling en daarna met elkaar. Toen hebben we maar besloten naar de vierde disco terug te gaan.” Chantal was echter onopvallend in een taxi gesprongen, omdat ze geen zin had de Rosenbaums, die daar ook waren, te ontmoeten. “Ah, ces français! Ah, Hollywood”, zuchtte ze.

Chantal had geprobeerd mij over te halen nog de hele maand januari samen met haar in Hollywood te blijven, om haar te helpen bij de afhandeling van de zaken. Emile moest in ieder geval weg, en ik wilde eigenlijk niet blijven. Om mij te overreden ging ze driftig op zoek naar een flat waar we ons eigen leven konden leiden, ver van de Frans-Amerikaanse gastvrijheid. “Wie weet komt Lise over een paar weken met nog een rekening; dan kunnen we toch beter op onszelf wonen”, zei ze heel wijs. Ze had vlakbij iets gevonden bij joodse mensen; ze wilde in de buurt blijven, en dat de huiseigenaren joodse mensen waren leek haar een goed voorteken. Toen die hoorden dat Chantal en ik niet waren gehuwd, weigerden ze de flat te verhuren. Chantal was woest. (Wat zouden de huisbazen wel niet hebben gezegd als ze hadden ontdekt dat Ms. “Pot” en Mr. “Nicht” bij hen hadden willen intrekken.)

Londen, einde jaren zeventig

Op de terugreis overnachtten Emile en ik in Londen. We hadden daarnaar gesmacht. Tegen onze verwachting in viel het tegen. Ofschoon we in een heel karakteristiek Londens (stations)hotel logeerden, zaten onze ogen en onze kleren nog vol met Los Angeles. We waren nog niet echt “thuis”. Alleen al het bordje “no smoking” herinnerde ons te veel aan het Beloofde Land dat we zojuist de rug hadden toegekeerd.

Na een paar weken (ze zou aanvankelijk nog een paar maanden blijven) kwam ook Chantal onverrichter zake terug naar huis.

Op onze heenreis hadden we een dag of twee in Londen doorgebracht en gelogeerd bij een vriendin van Chantal die ook in de film business zat. Zij woonde in een buurt van Londen, waar weet ik niet meer precies, die betere tijden had gekend en nu in staat van verval verkeerde. Of was het misschien een buurt die ooit alleen maar de ambitie had gekoesterd om tot de betere te gaan behoren?

Susan was aardig, maar over haar toeren. Ze had het ontzettend druk met haar talrijke filmprojecten, die hoe bescheiden dan ook, niet van de grond wilden komen; met haar ex-man, die opnieuw met haar wilde aanpappen; met haar grote kinderen; en op dat moment vooral met de huisbaas, met wie ze in de clinch lag, de reden waarom ze de hulp had moeten inroepen van een advocaat, met wie ze al evenmin kon opschieten. Bovendien waren daar dan nog al die Belgisch-Franse logeergasten, ditmaal gecompleteerd door een Franse regisseur die vroeger een succesvolle film had gemaakt, een film die ik als enige van het gezelschap had gezien. (Het verbaasde me dat hij al zo oud was, want hij ging na deze eerste en vooralsnog enige film nog steeds door voor een veelbelovende jonge regisseur.) Verder had ze ook een bevriende Britse regisseur en diens broer te gast, met wie ze weer andere films aan het voorbereiden was. (Beiden zijn nadien, als ik me niet vergis, in Amerika beroemde filmmakers geworden; van de Fransman is nooit meer iets vernomen.)

Iedereen sprak over zijn eigen filmprojecten en deed verder alsof hij geïnteresseerd was in die van zijn buurman, de gesprekken verliepen dus chaotisch. Elk zat om zo te zeggen te popelen om zijn eigen plannen uit de doeken te doen. Wie het woord eenmaal had bemachtigd, liet het niet meer los, ook al interesseerde niemand zich voor wat werd gezegd. Toch luisterde iedereen aandachtig, om bij de eerste de beste gelegenheid ertussen te springen, de spreker met zijn project aan de kant te vegen, en zijn eigen project de conversatie in te duwen. Wie het langst en het hardst over zijn project sprak had gewonnen.

Ik raakte misnoegd en chagrijnig en Emile ook. Wij maakten deel uit van het project van Chantal en hadden dus zelf geen projecten. Alleen werden we niet als zodanig gerespecteerd, want zowel de Britten als de Fransman probeerden ons weg te kopen, totdat Chantal tussenbeide kwam en brutaalweg zei: “Afblijven jongens! Die horen bij mijn project.”

De conversatie had een status quo bereikt, vier projecten met hun monumentale ego’s vulden nu de kamer, en het zag ernaar uit dat het niet lang meer zou duren voordat elk van de projectontwikkelaars met een alternatief project op de proppen kwam. Omdat Susan een charmante gastvrouw probeerde te blijven (haar advocaat wilde maar niet opbellen), begon zij over haar oudste dochter, die een carrière als popzangeres wilde beginnen en zojuist haar eerste singletje had uitgebracht. Wilden we het horen? Dat wilden we zeker. Ze zette het plaatje op en er viel een onbehaaglijke stilte, verscheurd door de kreten van een hyena, die uit de boxen kwamen. Terwijl iedereen vol aandacht luisterde, schoot ik bij de eerste kreten al ongegeneerd en spontaan in een luide lach. Zo komisch en grappig klonk het. Maar het was helemaal niet komisch of grappig. Dat merkte ik meteen aan de aanwezigen die serieus en gegeneerd bleven luisteren. Het was niet grotesk bedoeld, het was bloedserieus. Ik kon mijn wilde uitbarsting onmogelijk bedwingen. Ik bleef de hele tijd door schuddebuiken, ik hapte tevergeefs naar lucht, zette een ernstig gezicht op, maar de tranen rolden mij van de spontane pret over de wangen. Chantal wierp me boze blikken toe, Emile bloosde hevig, maar ik kon niet ophouden; en het duurde zo lang, dat singletje.

The other side is more or less the same”, zei Susan. Het had me deugd gedaan en ik voegde mij bij het koor van complimentjes door hoffelijk (?) te zeggen dat ik het zo... levenslustig, zo onbedwingbaar meeslepend had gevonden, en dat haar dochter onmiskenbaar veel talent had. (Ik meende dit wellicht oprechter dan de anderen die dezelfde mening verkondigden.) Toch had ik de indruk dat ik de enige was die werkelijk had genoten van het prille poptalent van haar dochter.

De broers zijn, zoals gezegd, beroemdheden geworden. Of het met Susans dochter nog wat geworden is weet ik niet; ik volg de popactualiteit niet zo. Maar onlangs, bijna twee decennia later, zag ik in de Sunday Times een groepsfoto van alle rasechte Britten die ooit in Hollywood een Oscar hebben gekregen. Te midden van al die beroemdheden meende ik onze Susan te herkennen met een glimmend ding in haar hand. Ook Emile herkende haar. Waarom zou ze ook geen Oscar hebben verdiend voor al haar activiteiten in de filmwereld? Ik hoop maar dat het in orde is gekomen met haar huisbaas, toen.

Beelden uit Model Shop (Jacques Demy, 1969)

ARTICLE
09.10.2024
NL FR
1 2
In Passage, Sabzian invites film critics, authors, filmmakers and spectators to send a text or fragment on cinema that left a lasting impression.
Pour Passage, Sabzian demande à des critiques de cinéma, auteurs, cinéastes et spectateurs un texte ou un fragment qui les a marqués.
In Passage vraagt Sabzian filmcritici, auteurs, filmmakers en toeschouwers naar een tekst of een fragment dat ooit een blijvende indruk op hen achterliet.
The Prisma section is a series of short reflections on cinema. A Prisma always has the same length – exactly 2000 characters – and is accompanied by one image. It is a short-distance exercise, a miniature text in which one detail or element is refracted into the spectrum of a larger idea or observation.
La rubrique Prisma est une série de courtes réflexions sur le cinéma. Tous les Prisma ont la même longueur – exactement 2000 caractères – et sont accompagnés d'une seule image. Exercices à courte distance, les Prisma consistent en un texte miniature dans lequel un détail ou élément se détache du spectre d'une penséée ou observation plus large.
De Prisma-rubriek is een reeks korte reflecties over cinema. Een Prisma heeft altijd dezelfde lengte – precies 2000 tekens – en wordt begeleid door één beeld. Een Prisma is een oefening op de korte afstand, een miniatuurtekst waarin één detail of element in het spectrum van een grotere gedachte of observatie breekt.
Jacques Tati once said, “I want the film to start the moment you leave the cinema.” A film fixes itself in your movements and your way of looking at things. After a Chaplin film, you catch yourself doing clumsy jumps, after a Rohmer it’s always summer, and the ghost of Akerman undeniably haunts the kitchen. In this feature, a Sabzian editor takes a film outside and discovers cross-connections between cinema and life.
Jacques Tati once said, “I want the film to start the moment you leave the cinema.” A film fixes itself in your movements and your way of looking at things. After a Chaplin film, you catch yourself doing clumsy jumps, after a Rohmer it’s always summer, and the ghost of Akerman undeniably haunts the kitchen. In this feature, a Sabzian editor takes a film outside and discovers cross-connections between cinema and life.
Jacques Tati zei ooit: “Ik wil dat de film begint op het moment dat je de cinemazaal verlaat.” Een film zet zich vast in je bewegingen en je manier van kijken. Na een film van Chaplin betrap je jezelf op klungelige sprongen, na een Rohmer is het altijd zomer en de geest van Chantal Akerman waart onomstotelijk rond in de keuken. In deze rubriek neemt een Sabzian-redactielid een film mee naar buiten en ontwaart kruisverbindingen tussen cinema en leven.