← Part of the Issue: Tussen hoofd en handen

Johan van der Keuken, een schrijvende filmmaker

Introductie ‘Tussen hoofd en handen’

Deze tekst is een introductie tot het Issue ‘Tussen hoofd en handen’, een verzameling teksten van filmmaker en fotograaf Johan van der Keuken.


“Bij het maken van mijn films ga ik altijd weer door dezelfde stadia. Het eerste stadium is een soort voorgevoel, een idee over wat de film moet worden – met andere woorden: de reden waarom ik de film wil maken, de behoefte om nu juist deze film te maken. Dat is altijd een vluchtig idee, moeilijk te definiëren, maar toch al tamelijk compleet. Ik zit dan nog op het niveau van de verbeelding: op een dag word je heel vroeg wakker en heb je een soort globaal idee in je hoofd.”1

Johan van der Keuken (1938-2001) was een Nederlandse filmmaker, fotograaf en auteur. Al op zeventienjarige leeftijd maakt hij naam met Wij zijn 17 (1955), een fotoboek met portretten van leeftijdsgenoten. Een jaar later trekt hij naar de Parijse filmschool IDHEC, waar hij een groeiende passie voor het filmen ontdekt. Als filmmaker breekt hij door met experimentele documentaires als Blind Kind (1964) en de Noord-Zuid-trilogie (Dagboek, Het witte kasteel en De nieuwe ijstijd, 1972-1974) waarin hij de toenemende mondiale ongelijkheid in beeld bracht. Hij maakte meer dan vijftig films.

Van der Keukens cinema leeft van de spanning tussen ethiek en esthetiek, tussen een radicale betrokkenheid bij de wereld en een uitgesproken aandacht voor vorm. De filmer staat radicaal in de wereld, kijkt door zijn lens, waarmee de werkelijkheid een kader krijgt. Een documentairemaker, aldus Van der Keuken, kan echter nooit pretenderen de werkelijkheid weer te geven. “Voor mij komt de materiële kant van de film op de eerste plaats: een lichtstraal op een scherm. En wat er overgedragen wordt in dat bombardement van licht op een scherm is altijd fictie.”2 Onder invloed van de schilderkunst brengt hij steeds de materie van het medium zelf onder de aandacht door het bewust gebruik van licht, kleur en textuur, en een ritmische, muzikale montage.

Van der Keuken was ook een begenadigd schrijver over cinema, een activiteit waarmee hij zijn praktijk als cineast trachtte af te bakenen. Elke filmmaker doorloopt een heel traject tussen het idee voor een film en het uiteindelijke werk. Hoe die afstand wordt afgelegd, hoe van dat eerste stadium – het “innerlijke beeld” zoals hij het noemde – de oversteek kan worden gemaakt naar de voltooide film, is voor iedere filmmaker anders. Schrijven speelde voor Van der Keuken daarin een essentiële rol: “Voor mij was schrijven soms nodig, omdat er iets in mij leefde, voor mijn ogen zweefde, dat ik wilde pakken. Met hermetische formules of intuïtief gestamel, speculatieve ontboezemingen of strenge voorschriften aan de wereld.”3

Van der Keuken scheidde op elegante wijze het schrijven en het filmmaken van elkaar. De twee activiteiten leggen elkaar geen strikte voorschriften op; ze lopen eerder parallel in zijn werk. Het zijn gelijkaardige zoektochten, maar met verschillende middelen. In het begin van zijn carrière is schrijven een manier om vooruit te lopen op zijn films, om ideeën te verkennen die zich mogelijk nog niet volledig in zijn werk hebben gemanifesteerd. “Ik vermoedde de film al enige tijd als een ding waarin tijd en ruimte versmolten en gestold zijn, voordat ik dat ding ook echt kon maken. Intussen had ik woorden nodig om de verbinding tussen mijn hoofd en mijn handen te leggen.”4 Tijdens het draaien tracht hij zijn ideeën te vergeten. Of toch niet helemaal: “Je moet het vergeten en tegelijk niet vergeten, maar je moet vooral openstaan voor de situatie zelf.”5 Het gestamel, de formules en de strenge voorschriften zijn, “tussen de verschillende situaties en draaiperiodes door”, nog steeds van cruciaal belang. “Schrijven is niet mijn vak; het is een activiteit die andere activiteiten verbindt.”6

Van der Keuken schreef zijn teksten niet enkel voor persoonlijk gebruik. Talloze teksten van hem werden gepubliceerd in Nederlandse magazines en dagbladen als Kunst van Nu, Skrien, Algemeen Handelsblad en Haagse Post. Teksten waarin hij eigen films soms verdedigt of toelicht, maar evengoed schrijft over het werk van makers die hij bewondert. In het blad Skrien had hij lange tijd een maandelijkse rubriek, ‘Uit de wereld van een kleine zelfstandige’. Deze ironische titel wees op zijn dubbele positie als geëngageerde filmmaker: pleiten voor een gelijke wereld en tegelijkertijd voortdurend sjacheren met het eigen artistieke werk.

In 1980 verscheen Zien kijken filmen, een eerste boek met teksten van Van der Keuken. Later, in 2001, volgde een nog uitvoerigere uitgave: Bewogen beelden. Helaas zijn deze boeken, en de daarin opgenomen teksten, vandaag moeilijk te vinden, en moet je voor een exemplaar vaak terecht bij gespecialiseerde tweedehandszaken. Hopelijk biedt deze verzameling teksten van Johan van der Keuken een eerste stap om hem niet alleen als filmmaker maar ook als een van de meest originele schrijvers over cinema te (her)ontdekken.

Gerard-Jan Claes, Nina de Vroome, and Tillo Huygelen

  • 1Johan van der Keuken, “De fasen van het filmmaken”. Uit een gesprek met Robert Daudelin, naar aanleiding van de filmretrospectieve in de Cinémathèque Quebecoise in Montréal, 1975. Dit fragment verscheen onder deze titel oorspronkelijk in Zien, kijken, filmen. Foto’s, teksten en interviews (Van Gennep: Amsterdam, 1980).
  • 2Serge Daney en Jean-Paul Fargier, “Een interview met Johan van der Keuken in de Cahiers du Cinéma”, vertaald door Johan van der Keuken en gepubliceerd in Zien, kijken, filmen (1980). Origineel verschenen in Cahiers du Cinéma, nr. 289, 1978.
  • 3Johan van der Keuken, “Je wilt dat het altijd zo blijft”, in: Johan van der Keuken, Zien, kijken, filmen (1980).
  • 4Van der Keuken, “Je wilt dat het altijd zo blijft”.
  • 5Van der Keuken, “De fasen van het filmmaken”.
  • 6Van der Keuken, “Je wilt dat het altijd zo blijft”.

Beelden (1) en (2) uit Vakantie van een filmer (Johan van der Keuken, 1974)
Beeld (3) uit De grote vakantie (Johan van der Keuken, 2000)

ARTICLE
16.10.2024
NL FR
In Passage, Sabzian invites film critics, authors, filmmakers and spectators to send a text or fragment on cinema that left a lasting impression.
Pour Passage, Sabzian demande à des critiques de cinéma, auteurs, cinéastes et spectateurs un texte ou un fragment qui les a marqués.
In Passage vraagt Sabzian filmcritici, auteurs, filmmakers en toeschouwers naar een tekst of een fragment dat ooit een blijvende indruk op hen achterliet.
The Prisma section is a series of short reflections on cinema. A Prisma always has the same length – exactly 2000 characters – and is accompanied by one image. It is a short-distance exercise, a miniature text in which one detail or element is refracted into the spectrum of a larger idea or observation.
La rubrique Prisma est une série de courtes réflexions sur le cinéma. Tous les Prisma ont la même longueur – exactement 2000 caractères – et sont accompagnés d'une seule image. Exercices à courte distance, les Prisma consistent en un texte miniature dans lequel un détail ou élément se détache du spectre d'une penséée ou observation plus large.
De Prisma-rubriek is een reeks korte reflecties over cinema. Een Prisma heeft altijd dezelfde lengte – precies 2000 tekens – en wordt begeleid door één beeld. Een Prisma is een oefening op de korte afstand, een miniatuurtekst waarin één detail of element in het spectrum van een grotere gedachte of observatie breekt.
Jacques Tati once said, “I want the film to start the moment you leave the cinema.” A film fixes itself in your movements and your way of looking at things. After a Chaplin film, you catch yourself doing clumsy jumps, after a Rohmer it’s always summer, and the ghost of Akerman undeniably haunts the kitchen. In this feature, a Sabzian editor takes a film outside and discovers cross-connections between cinema and life.
Jacques Tati once said, “I want the film to start the moment you leave the cinema.” A film fixes itself in your movements and your way of looking at things. After a Chaplin film, you catch yourself doing clumsy jumps, after a Rohmer it’s always summer, and the ghost of Akerman undeniably haunts the kitchen. In this feature, a Sabzian editor takes a film outside and discovers cross-connections between cinema and life.
Jacques Tati zei ooit: “Ik wil dat de film begint op het moment dat je de cinemazaal verlaat.” Een film zet zich vast in je bewegingen en je manier van kijken. Na een film van Chaplin betrap je jezelf op klungelige sprongen, na een Rohmer is het altijd zomer en de geest van Chantal Akerman waart onomstotelijk rond in de keuken. In deze rubriek neemt een Sabzian-redactielid een film mee naar buiten en ontwaart kruisverbindingen tussen cinema en leven.