De weg naar het Zuiden
Johan van der Keuken
Men is hier te onbekend met het werk van deze zwevende Hollander, een van de grootheden van de huidige “docufabel”. Deze cineast zonder grenzen heeft een oog als een ontleedmes.
Om te beginnen een antwoord op de vraag: wie is Johan van der Keuken? Een Nederlander, 44 jaar geleden geboren in Amsterdam. Een heel goede documenteur (ik stel voor om dit woord altijd te gebruiken in plaats van “documentairemaker”). Hoogste tijd dat De weg naar het Zuiden werd uitgebracht. De films van Van der Keuken waren hard op weg meer bekend dan bekeken te worden, hun faam was groter dan hun verspreiding. Dankzij Forum Distribution is dat schandaal afgewend: het Parijse publiek kan nu kennismaken met de achtentwintigste film van de volhardende Nederlander. Zijn zevende lange film. Zijn beste.
Waar gaat een documenteur uit het Noorden heen als hij een geldig paspoort, een goed geweten, een camera met daarachter een goed oog en vaste voet aan de grond heeft? Naar het Zuiden, dat spreekt vanzelf. Het gaat om een initiatie (Brueghel, Van Gogh, Ivens). Van der Keuken is lang geleden aan “de weg naar het zuiden” begonnen. In Parijs, waar hij eind jaren 1950 film heeft gestudeerd (aan de IDHEC) en zijn eerste beroep heeft uitgeoefend (fotograaf). Later, tussen 1972 en 1974, heeft hij deel voor deel het ambitieuze drieluik “Noord-Zuid” samengesteld (Dagboek, Het witte kasteel, De nieuwe ijstijd). Hij zocht naar een vorm van cinema die beantwoordde aan de toenmalige belangstelling voor de derde wereld. Verplichte figuren: de gevolgen voor het Zuiden van politieke beslissingen in het Noorden, het ongelijke ruilverkeer, de ecologische rampen. Van der Keuken neemt ze zeer serieus. We zien hem overal: in Kameroen, in Peru, in de VS, in Spanje, in Marokko. Zijn scherpe blik heeft heel wat landen gezien, zijn aandachtige oor heeft de wereld bereisd, zijn neus heeft zich aan de werkelijkheid gestoten.
Er bestaat ongetwijfeld een Hollandse “school” van documenteurs van wie Ivens vroeger en Van der Keuken nu de besten zijn. Maar in tegenstelling tot de oude Ivens heeft Johan van der Keuken zijn kennis als filmer niet ten dienste gesteld van alle communistische wereldleiders. Hij kwam later, toen het communisme al op een (kleine, grote, waanzinnige) teleurstelling was uitgelopen en zelfs het begrip “derde wereld” aan bederf onderhevig was. Tegenwoordig moet de cineast die betrokken wil raken zijn eigen opdrachtgever zijn. Einde van de militante opdracht en opkomst van de “cineast zonder grenzen”. In 1981 betekent filmen “op weg naar het Zuiden” cru gezegd de zon en de ellende opzoeken, daar waar het goed getuigenis afleggen is. Het betekent armoede filmen die jij niet kent. En houden van dat “ergens”.
Het Zuiden, de lezer raadt het al, is een toestand. Een geopolitieke toestand en een fysieke toestand. Het werk van Van der Keuken zou als ondertitel kunnen dragen: “de ellende veroorzaakt door het mondiale kapitalistische systeem en de lichamelijke gebreken die daarvan het gevolg zijn.” Met de gevoeligheid van een ontleedmes legt het oog van de cineast vast wat er niet klopt tussen iemand en zijn directe omgeving. Van der Keuken is een kampioen van het gemis, daar waar het aan levensruimte ontbreekt. Belemmerde, misvormde, invalide lichamen die slecht in hun vel en in hun taal zitten. Zijn meest aangrijpende film is nog steeds Herman Slobbe/Blind kind 2 (1966), waarin de moraal uit de obsceniteit ontstaat en omgekeerd. De relaties tussen het Noorden en het Zuiden beginnen daar: alles wat plaatsvindt voor de camera bevindt zich in het Zuiden; de camera zelf staat nog steeds in het Noorden. De camera is een kompas.
Maar naar het Zuiden gaan betekent ook de weg naar het Noorden kwijtraken. De weg naar het Zuiden – deze film is de meest simpele en meest directe die Van der Keuken tot op heden heeft gemaakt. Het gaat om een reisverslag, een paar bladzijden uit een logboek, een reisfilm. De cineast vertrekt uit Amsterdam en twee uur en twintig minuten later verliest hij zich voorgoed in de massa in Caïro. Hij passeert door Parijs, de Drôme, Rome, Calabria. Degenen die hij onderweg ontmoet en die zijn vragen beantwoorden hebben niets gemeen behalve dit: ze berusten in hun omgeving, ze willen niets anders, ze willen blijven waar ze zijn.
In Amsterdam komen jongeren samen om kraakacties voor te bereiden en de strijd aan te binden met de politie en de woningnood. In de wijk Goutte d’Or in Parijs leeft Ali, verzwakt door een arbeidsongeval, in een kamer tussen zijn medicamenten en zijn schriftelijke cursussen. In de Drôme weten de lavendelplukkers dat lavendel slecht verkoopt, maar toch gaan ze door. In Rome vertelt een oude vrouw uit Eritrea haar levensverhaal, dat er niet om liegt. In Calabria strijdt een koppig ogende priester tegen de leegloop van het platteland door een naaiatelier op te zetten. Eindstation: Caïro. De cineast stapt uit. De echte film begint.
Want een ding ben ik vergeten te vertellen: Van der Keuken is een verbluffende cameraman. Een van de besten. Hij stijgt in zijn passie voor het kader tot onvermoede hoogten. Ik zeg duidelijk: passie. Lijdensweg en extase. Voor hem is film vierentwintig kaders per seconde. Spijtgevoelens van een fotograaf? Eerder een zeer bijzondere en enigszins benauwende filmpraktijk, ergens tussen film en foto, tussen bewegend beeld en stilstaand beeld.
In Egypte leveren de interviews dus niet veel op. Het is gemakkelijk liegen tegen de man met de camera. Uit ergernis gaat hij de straat op en begint het verkeer te filmen. Een volle trein, een menigte in pyjama, karretjes uit de oudheid, auto's die stapvoets rijden, verbaasde kinderen, verwaarloosde dieren, stofwolken en daartussen, veel sneller dan de rest, het oog van de cineast. Beelden zonder doel, een bad van beelden, beelden die – eindelijk – de weg naar het Noorden kwijt zijn. Onwezenlijk.
De cultuur van Van der Keuken is de fotografie en de jazz. Hij heeft ooit een mooie film gemaakt over Ben Webster (Big Ben) en zijn vaste componist is niemand minder dan Willem Breuker. Hij filmt zoals wordt gezegd dat Charlie Parker of Bud Powell speelden: alle noten, dat wel, maar met een ongekende snelheid. Verloren te midden van de menigte in Caïro “bespeelt” Van der Keuken de film zoals men de saxofoon bespeelt. Hij speelt alle kaders zeer snel. De totaalshots zetten als het ware het thema neer, de verschuivende kaders zijn loopjes, de hernieuwde kaders zijn improvisaties op vaste akkoordenschema’s, enzovoort. Dat iemand op deze manier de film kan “bespelen” komt niet vaak voor als gevolg van de erbarmelijke manier waarop de TV gebruikmaakt van de optische rijder. De solist moet in vorm zijn. Een kwestie van oefenen.
Een paar jaar geleden vertelde Van der Keuken me iets dat mij toen trof. “Het dragen van de camera verplicht me om in conditie te blijven. Ik moet het juiste lichaamsritme vinden. De camera is zwaar, althans, dat vind ik. Hij weegt 11,5 kilo, met een accu van 4,5 kilo. Dus in totaal 16 kilo. Het is een flink gewicht, waardoor bewegingen met het apparaat niet zomaar kunnen worden gemaakt, elke beweging telt en valt zwaar.”
Grote cameramensen weten beter dan wie ook hoe je anderen met film kunt belazeren. Dus om niet door hun schaamteloze liefde voor het filmen te worden overvleugeld, bedenken ze vaak vangrails, spelregels. Ieder op zijn eigen manier. Wat ik mooi vind, is dat de moraal voor Van der Keuken verband houdt met lichamelijke vermoeidheid. Het gaat om de discrepantie tussen de duur van het spreken en de duur van de blik. Spreken vergt tijd, kijken niet. In die discrepantie schuilt iets duivels.
Stel je onze documenteur uit het Noorden voor, achter zijn iets te zware camera, terwijl hij vragen stelt en de antwoorden filmt, en stel je tegelijkertijd dat orgaan achter de zoeker voor, dat nergens door opgewonden raakt, dat door alles wordt afgeleid, dat kaders produceert zoals wij ademhalen, dat te snel gaat en meer dingen vastlegt dan het wil: het ongewild komische, de leegte, makkelijke fetisjen, schandalige schoonheid: het immorele oog dat letterlijk lak heeft aan alles.
Libération, 2 maart 1982
Beelden uit De weg naar het Zuiden (Johan van der Keuken, 1981)
Deze vertaling werd oorspronkelijk gepubliceerd in Een ruimte om in te bewegen. Serge Daney – tussen cinema en beeldcultuur, red. Solange de Boer (Amsterdam: Octavo, 2011)
Met dank aan Solange de Boer